3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir, op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het onttrekken aan het wettig gezag van [minderjarige 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onttrekken aan het wettig gezag van [minderjarige 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft daarbij onder meer verwezen naar het vonnis van 6 augustus 2024 in de zaak van medeverdachte [toenmalige partner] (parketnummer 08.087807.23), de biologische moeder van de kinderen, (hierna: [toenmalige partner] ) waarin zij door de rechtbank is vrijgesproken van hetzelfde ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij samen met zijn toenmalige partner [toenmalige partner] zijn minderjarige stiefzoon [minderjarige 1] en zijn minderjarige dochter [minderjarige 2] in de periode van 27 februari 2023 tot en met 9 maart 2023 heeft onttrokken aan het over hen wettelijk gesteld gezag of opzicht. [minderjarige 1] was ten tijde van het ten laste gelegde 8 jaar oud en [minderjarige 2] 5 maanden.
In de dagvaarding is niet gespecificeerd uit welke handelingen dit onttrekken heeft bestaan.
De rechtbank leidt uit het requisitoir af dat de tenlastelegging zo moet worden begrepen, dat het onttrekken aan het wettelijk gezag of opzicht in deze strafzaak inhoudt dat verdachte samen met [toenmalige partner] , terwijl [minderjarige 1] onder toezicht stond van Jeugdbescherming Overijssel (JBOv), met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar het buitenland is vertrokken om te emigreren, zonder dat daarvoor toestemming was van JBOv, en dat zij toen ook [minderjarige 2] onder toezicht werd gesteld en beide kinderen met spoed uit huis werden geplaatst, niet terugkeerden naar Nederland.
Ten aanzien van het onttrekken aan het opzicht van JBOv van [minderjarige 1] :
Verdachte heeft geen gezag over [minderjarige 1] . [toenmalige partner] heeft het gezag over [minderjarige 1] . Bij beslissing van 1 februari 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel [minderjarige 1] onder toezicht van JBOv gesteld.
Naar aanleiding van deze ondertoezichtstelling zijn door de JBOv veiligheidsafspraken opgesteld. Op 24 februari 2023 zijn deze veiligheidsafspraken met [toenmalige partner] besproken en zijn deze ook per e-mail aan haar verzonden. In deze veiligheidsafspraken is niet opgenomen dat [toenmalige partner] niet naar het buitenland mocht met [minderjarige 1] .
Niet is gebleken dat deze veiligheidsafspraken ook met verdachte zijn gemaakt of dat hij hiervan kennis heeft genomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [toenmalige partner] , enkele dagen nadat de veiligheidsafspraken zijn gemaakt, op 26 februari 2023, met de twee kinderen naar het buitenland zijn vertrokken.
De strekking van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is, om degene die
wettelijk gezag of bevoegd toezicht uitoefenen over een minderjarige, in staat te stellen hun
taak te vervullen. het is de bedoeling dat op die manier de minderjarige wordt beschermd.
Gelet op de hiervoor genoemde klaarblijkelijke bedoeling van tenlastelegger is dan ook de
vraag of het vertrekken naar het buitenland met [minderjarige 1] als onttrekken aan het opzicht van JBOv
moet worden begrepen.
Niet alleen is dit geen onderdeel van de met [toenmalige partner] gemaakte afspraken/voorwaarden, evenmin is anderszins vaststaand dat een ouder met een kind waarvoor een ondertoezichtstelling geldt niet naar het buitenland mag gaan.
Evenmin valt uit het dossier op te maken dat het vertrek naar het buitenland een definitief karakter zou hebben, en moet worden geduid als emigratie. Niet valt uit te sluiten dat zij daartoe nog de mogelijkheid aan het onderzoeken waren en dat zij nog naar Nederland zouden terugkeren.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onttrekken aan het opzicht van JBOv van [minderjarige 1] .
Ten aanzien van het onttrekken aan het opzicht van JBOv van [minderjarige 2] :
Bij beslissing van 6 maart 2023 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van JBOv gesteld en een spoed machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] verleend.
Verdachte verbleef op dat moment in het buitenland. Niet kan worden vastgesteld op welk moment hij kennis heeft genomen van deze beslissing.
Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzet had op het onttrekken van [minderjarige 2] aan het opzicht van JBOv in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onttrekken van [minderjarige 2] aan het opzicht van JBOv.