Rechtbank Overijssel, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBOVE:2025:1386

Op 11 March 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 08.051046.24 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBOVE:2025:1386. De plaats van zitting was Almelo.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
08.051046.24 (P)
Datum uitspraak:
11 March 2025
Datum publicatie:
13 March 2025

Indicatie

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden, een taakstraf van 240 uren en ontzegt hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk.

De verdachte is schuldig bevonden aan een verkeersovertreding, terwijl het een ongeval betreft, waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige reed onder invloed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08.051046.24 (P)

Datum vonnis: 11 maart 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],

wonende aan de [woonplaats].

1
Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer].

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1

primair: als bestuurder van een personenauto, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;

subsidiair: als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd;

meer subsidiair: als bestuurder van een personenauto zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn auto op tijd tot stilstand kon brengen;

feit 2

primair: zijn personenauto heeft bestuurd onder invloed van meer dan de bij wet toegestane hoeveelheid alcohol;

subsidiair: zijn personenauto heeft bestuurd, terwijl hij onder zodanige invloed van alcohol of een andere stof was dat hij niet in staat was de personenauto goed te besturen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1

hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Tubbergen als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Tubbergseweg (N343), gaande in de richting van de Hardenbergerweg, daarmee rijdende op de weg, de Huyerenseweg, roekeloos, in elk gevaar zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

terwijl hij op dat moment één passagier vervoerde en/of terwijl hij een (scherpe) bocht naar links naderde, en/of

- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 74 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 en/of 30 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of

- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of

- het verloop van die weg (de Huyerenseweg) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of (vervolgens) terecht is gekomen in een sloot,

terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Tubbergen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Huyerenseweg, terwijl hij op dat moment één passagier vervoerde en/of terwijl hij een (scherpe) bocht naar links naderde, en/of

- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) minimaal 74 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 en/of 30 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of

- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of

- het verloop van die weg (de Huyerenseweg) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of (vervolgens) terecht is gekomen in een sloot, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Tubbergen als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Huyerenseweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers heeft hij het verloop van die weg (de Huyerenseweg) niet gevolgd en/of is hij met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of (vervolgens) is hij terecht gekomen in een sloot;

2

hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Tubbergen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 900 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Tubbergen als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

Overwegingen

3
De bewijsmotivering
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard en moet worden gekwalificeerd als eendaadse samenloop. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij het standpunt ingenomen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, als gevolg waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De raadsvrouw heeft zich wat betreft het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen (Voetnoot 1):

het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 februari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;

een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv, te weten een geneeskundige verklaring, opgemaakt door drs. S.D. Mensink, forensisch arts, van 5 april 2024, p. 15-16;

het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 15 mei 2024, p. 37-64 ;

het proces-verbaal snelheid op basis van videobeelden, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] van 13 mei 2024, p. 72-90 ;

het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 17 mei 2024, met bijlagen, p. 133-139.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. primair

hij op 11 februari 2024 te Tubbergen als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Tubbergeresweg (N343), gaande in de richting van de Hardenbergerweg, daarmee rijdende op de weg, de Huyerenseweg, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij op dat moment een passagier vervoerde en terwijl hij een bocht naar links naderde,

- heeft gereden met een snelheid van minimaal 74 km/uur, een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 en 30 km/uur, en

- bij het naderen en het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was en

- het verloop van die weg (de Huyerenseweg) in de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en (vervolgens) terecht is gekomen in een sloot,

terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;

2. primair

hij op 11 februari 2024 te Tubbergen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 900 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1 primair en feit 2 primair

de eendaadse samenloop van de misdrijven:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet;

en

overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.

5
De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6
De op te leggen straf of maatregel
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met aftrek van de duur dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte, naast de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

6.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De ernst van de feiten

Op 11 februari 2024, een zaterdag in het carnavalsweekend dat door verdachte volop werd gevierd met de nodige alcohol, heeft verdachte als bestuurder van een personenauto zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval, terwijl hij op dat moment (nog) zwaar onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte reed met een (veel) hogere snelheid dan was toegestaan op zowel de 60 km/u weg als de 30 km/u weg, anticipeerde op geen enkele wijze op de verkeerssituatie en verloor in een bocht naar links de macht over het stuur, waarna de auto van de weg raakte, en zowel in een sloot belandde als op enigerlei wijze over de kop sloeg. De bijrijder, [slachtoffer], heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.

Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Uit de medische stukken blijkt dat het slachtoffer opgenomen is geweest op de Intensive Care waar hij is beademd, waarna een lange revalidatieopname volgde. Er is sprake van ernstig hoofd/hersenletsel, waarbij er cognitieve stoornissen, blijvende visusproblemen en verandering van gedrag zijn ontstaan. Door het ongeluk heeft het slachtoffer ook een gedeelte van zijn linker duim verloren en houdt hij (blijvende) littekens in zijn hals en aangezicht. Uit de indringende schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer tot op heden de fysieke en mentale gevolgen van het ongeval ondervindt en dat zijn leven nooit meer het volle leven van voor het ongeval zal zijn.

De rechtbank realiseert zich dat geen straf de vreselijke gevolgen van dit verkeersongeval ongedaan kan maken en dat ook verdachte moet leven in het besef dat het slachtoffer – zijn neef – als gevolg van zijn handelen ernstig blijvend letsel heeft opgelopen. Maar een straf moet wel volgen. In de eerste plaats vanuit het oogpunt van vergelding, maar ook om andere weggebruikers ervan te doordringen dat in het verkeer uiterste voorzichtigheid moet worden betracht zeker gelet op de zeer ernstige gevolgen die gedrag als dat van verdachte, veel te hard rijden onder invloed van veel te veel alcohol, in het verkeer kan hebben.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 23 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ter terechtzitting heeft verdachte geprobeerd openhartig te spreken over zijn handelen, heeft hij spijt betuigd en er blijk van gegeven dat het verkeersongeval en in het bijzonder de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, zijn neef, hem niet onberoerd laten. Verdachte heeft zich in de eerste maanden na het ongeval ook betrokken getoond bij het slachtoffer. Hoewel de gevolgen zeer ernstig zijn, moet ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte deze gevolgen nooit heeft gewild.

De strafoplegging

De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van artikel 6 WVW 1994. Volgens de oriëntatiepunten is het uitgangspunt van denken voor het veroorzaken van een verkeersongeval als het onderhavige, waarbij sprake is van ernstige schuld, alcoholgebruik en zwaar lichamelijk letsel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een rijontzegging voor de duur van drie jaar.

De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS en de eis van de officier van justitie. De rechtbank weegt daarbij mee het blanco strafblad van verdachte in samenhang met zijn leeftijd, de houding van verdachte ter zitting en de omstandigheid dat de feiten feit meer dan een jaar geleden zijn gepleegd. Verdachte is daarna niet opnieuw in verband met strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen.

Gelet op de hoge uitslag van de ademanalyse kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte over zijn drankgebruik voorafgaand aan het ongeval niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Wel neemt hij de volle verantwoordelijkheid voor zijn daden en toont hij oprechte spijt en heeft hij geprobeerd dat ter zitting ook tot uitdrukking te brengen in de richting van het slachtoffer.

Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met een proeftijd van drie jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest, passend en geboden.

7
De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 179 WVW 1994.

Beslissing

8
De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 en feit 2 primair

de eendaadse samenloop van de misdrijven:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft

waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde

in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid , van deze wet;

en

overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;

- bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;

- ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 (drie) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren;

- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Buiten staat

De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2024066044. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.