Op 8 October 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van belastingrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is ROT 23/6750 V, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2024:9755. De plaats van zitting was Rotterdam.
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: ROT 23/6750 V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2024 op het verzet van
[naam opposant] , opposant
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels: hierna: Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 januari 2024 in het geding tussen
de heffingsambtenaar van de gemeente Nissewaard
Inleiding
1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 23 januari 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. De rechtbank heeft het verzet op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens opposant Bartels deelgenomen.
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) opposant in verzuim is geweest het verschuldigde griffierecht van
€ 50,- binnen de gestelde termijn te voldoen. Er is geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
4. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 23 januari 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. De rechtbank stelt vast dat Bartels pas op de zitting de gronden van het verzet naar voren heeft gebracht, terwijl een verzetschrift op grond van artikel 8:55, tweede lid, van de Awb in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb de gronden van het verzet dient te bevatten. De rechtbank heeft Bartels echter niet op dit verzuim gewezen en hem ook niet in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Daarom zal de rechtbank de op de zitting naar voren gebrachte grond inhoudelijk behandelen.
6. Ter zitting heeft Bartels een bankafschrift laten zien, waaruit volgens hem blijkt dat hij op 6 december 2023 het griffierecht heeft betaald.
6.1
Nadat niet binnen vier weken na de eerste brief van 11 oktober 2023 het griffierecht was voldaan, is met dagtekening van 9 november 2023 aan Bartels een herinnering is verstuurd om binnen vier weken alsnog het griffierecht te betalen. De uiterste betaaldatum was 7 december 2023. Het kenmerk van deze nota is 1000 [kenmerknummer] 0801. Het betalingsbewijs dat Bartels ter zitting heeft laten zien, ziet op een betaling van 6 december 2023 en heeft als kenmerk 8000 [kenmerknummer] 0802. Het door Bartels vermelde kenmerk wijkt dus op twee punten (het eerste en het laatste cijfer) af van het kenmerk van de nota van de rechtbank.
Bartels heeft dit ter zitting niet gemeld en doen voorkomen alsof het de betaling van deze zaak betreft, maar dat is dus niet het geval. Er is dus geen griffierecht betaald voor deze zaak.
7. Voor het overige heeft Bartels geen gronden aangevoerd. Het verzet is daarom ongegrond.
8. Opposant heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd.
9. In dit geval is echter nog geen anderhalf jaar verstreken sinds de ontvangst van het beroep op 9 oktober 2023, zodat de rechtbank dit verzoek reeds hierom afwijst. (Voetnoot 1)
Beslissing
Beslissing
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2024.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voetnoot
Voetnoot 1
Zie het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2712