Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - enkelvoudig verbintenissenrecht

ECLI:NL:RBROT:2024:11719

Op 29 November 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van verbintenissenrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11036499 CV EXPL 24-9443, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2024:11719. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
11036499 CV EXPL 24-9443
Datum uitspraak:
29 November 2024
Datum publicatie:
25 November 2024

Indicatie

Vordering tot betaling tandarts factuur toegewezen. De tandarts heeft haar vordering gecedeerd aan eiseres. Volgens gedaagde heeft de tandarts geen goed werk geleverd, maar zij heeft de tandarts geen mogelijkheid geboden om de door haar gegeven opdracht alsnog goed uit te voeren. Ook heeft zij geen ontbindingsverklaring aan de tandarts gericht. De overeenkomst tussen gedaagde en de tandarts bestaat dus nog steeds en eiseres staat daar buiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11036499 CV EXPL 24-9443

datum uitspraak: 29 november 2024

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

Infomedics B.V.,

vestigingsplaats: Almere,

eiseres,

gemachtigde: Yards deurwaardersdiensten B.V.,

tegen

[gedaagde] ,

woonplaats: Spijkenisse,

gedaagde,

die zelf procedeert.

De partijen worden hierna ‘Infomedics’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1
De procedure
1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

de dagvaarding van 13 maart 2024, met bijlagen;

het antwoord;

de akte van Infomedics van 5 juli 2024, met bijlagen;

de akte van Infomedics van 30 september 2024.

1.2.

Op 31 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon A] namens de gemachtigde van Infomedics en [gedaagde] .

Overwegingen

2
De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.

[gedaagde] heeft aan Tandartsenpraktijk Horizon (hierna: ‘de tandarts’) opdracht gegeven voor het maken en laten plaatsen van een tand plaatje. De tandarts heeft haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan Infomedics. Infomedics heeft vervolgens € 206,48 in rekening gebracht. Volgens Infomedics heeft [gedaagde] deze rekening niet betaald. Zij eist daarom dat [gedaagde] de rekening alsnog betaalt met bijkomende kosten.

2.2.

[gedaagde] is het niet eens met de vordering, omdat de opdracht niet goed is uitgevoerd. Zij wilde een plaatje met één tand, terwijl de tandarts een gedeeltelijk kunstgebit (een plaat met meerdere tanden) heeft gemaakt.

2.3.

De vordering van Infomedics wordt toegewezen. [gedaagde] moet € 252,35 aan Infomedics betalen. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.

De factuur

2.4.

Volgens [gedaagde] heeft zij opdracht gegeven tot het maken van een plaatje voor één tand. De tandarts stelt daarentegen dat zij opdracht heeft gegeven voor het maken van een gedeeltelijk kunstgebit (een plaat met meerdere tanden). Zij verschillen dus van mening over wat er is afgesproken. Vast staat dat er een gedeeltelijk kunstgebit is gemaakt. Het uitgangspunt is dat een overeenkomst is gesloten tussen [gedaagde] en de tandarts. Infomedics staat daar buiten. [gedaagde] moet de factuur van de tandarts betalen. Als [gedaagde] een beroep wil doen op ontbinding uit onvrede over het geleverde werk door de tandarts, dan moet de ontbindingsverklaring worden gericht aan de tandarts als partij bij de overeenkomst. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] een dergelijke verklaring heeft uitgebracht. De overeenkomst tussen [gedaagde] en de tandarts bestaat dus nog steeds. Op basis van die overeenkomst mocht Infomedics factureren, omdat de tandarts de vordering op [gedaagde] heeft overgedragen aan Infomedics. Daarbij wordt ook het volgende betrokken.

2.5.

Omdat het niet duidelijk is wat tussen [gedaagde] en de tandarts is afgesproken, is ter zitting besproken dat [gedaagde] een afspraak met de tandarts maakt, zodat de opdracht alsnog naar wens van [gedaagde] kan worden uitgevoerd. Niet is gebleken dat dit is gebeurd. Dit betekent dat [gedaagde] hiermee de tandarts niet de gelegenheid heeft geboden om binnen een redelijke termijn alsnog goed werk te leveren. Wat daar ook van zij, dat speelt in de relatie tussen [gedaagde] en de tandarts. Voor zover Infomedics wist en kon weten was het gefactureerde bedrag het bedrag wat [gedaagde] verschuldigd was en op basis daarvan mocht worden gefactureerd. Daar is sinds de mondelinge behandeling geen verandering in gekomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom wordt daarom toegewezen.

Incassokosten

2.6.

De incassokosten van € 40,- worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).

Rente

2.7.

De rente wordt ook toegewezen, omdat Infomedics genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan Infomedics moet betalen de rente van € 5,87 die Infomedics heeft berekend tot 7 maart 2024.

Proceskosten

2.8.

De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Infomedics moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 448,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

Uitvoerbaar bij voorraad

2.9.

Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Infomedics dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

Beslissing

3
De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics te betalen € 252,35 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 206,48 vanaf 7 maart 2024 tot de dag dat volledig is betaald;

3.2.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Infomedics worden begroot op € 448,54 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;

3.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.

53954