Rechtbank Zeeland-West-Brabant, eerste aanleg - enkelvoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBZWB:2025:774

Op 3 January 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 11102894 MB VERZ 24-389, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:774. De plaats van zitting was Middelburg.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
11102894 MB VERZ 24-389
Datum uitspraak:
3 January 2025
Datum publicatie:
13 February 2025

Indicatie

Gedeeltelijk gegrond: beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, reden om boete te matigen, gedeeltelijk gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Middelburg

zaaknummer.: 11102894 \ MB VERZ 24-389

CJIB-nummer: 8062 5422 5441 2875

uitspraakdatum: 3 januari 2025

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van

naam : [betrokkene]

adres : [adres]

woonplaats : [woonplaats]

hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 3 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl het is voorzien van meer lichten of retroreflect. voorz. dan toegestaan op de Provincialeweg te Vogelwaarde op 8 december 2022 om 22:20 uur.

Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Er is aan betrokkene gevraagd de lampjes aan te zetten zodat ze een foto konden maken. Betrokkene heeft niet gereden terwijl de lampjes aan stonden. En anders moet er bewijs van komen.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisanten hebben verklaard dat betrokkene daadwerkelijk heeft gereden. Ook in de verklaring bij de staandehouding heeft betrokkene toegegeven. Om die reden ziet de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding om te twijfelen aan de gedraging. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

Overwegingen

Inhoudelijk

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.

De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Bovendien wijkt hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd af van de verklaring tijdens de staandehouding waarin betrokkene de gedraging niet ontkent.

De boete is dus terecht opgelegd.

Overschrijding redelijke termijn

Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.

In dit geval is de boete opgelegd op 8 december 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim drie weken overschreden.

Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:

? verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;

? wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;

? draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.E. Lorello-Willeboordse, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.

Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:

de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.

Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.

U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Datum verzending: