Rechtbank Zeeland-West-Brabant, op tegenspraak strafrecht overig

ECLI:NL:RBZWB:2025:301

Op 23 January 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een op tegenspraak procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 02-240538-24; 16-282692-24; 10-387648-24 (ter tere, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:301. De plaats van zitting was Breda.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
02-240538-24; 16-282692-24; 10-387648-24 (ter tere
Datum uitspraak:
23 January 2025
Datum publicatie:
23 January 2025

Indicatie

Veroordeling voor zeven diefstallen bij bedrijven, deels door middel van een vals kostuum. De rechtbank heeft voor een van de feiten gebruik gemaakt van schakelbewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummers: 02-240538-24; 16-282692-24; 10-387648-24 (ter terechtzitting gevoegd) en 02-016551-24 (tul) en 16-071616-22 (tul)

vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats]

raadsvrouw mr. Marjanovic, advocaat te ‘s-Gravenhage

1
Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter ter zitting van 1 augustus 2024 de zaak met parketnummer 02-240538-24 naar deze kamer verwezen. Later heeft de officier van justitie verdachte ook tegen deze zittingsdatum gedagvaard in de zaken met parketnummers 10-387648-24 en 16-282692-24

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2
De tenlastelegging

De tenlastelegging van feit 1 met parketnummer 02-240538-24 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan

02-240538-24 onder 1: diefstal samen met een ander en door middel van een vals kostuum van een palletwagen en/of 61 (combi)boormachines;

02-240538-24 onder 2: diefstal door middel van een vals kostuum van sanitaire goederen;

02-240538-24 onder 3: diefstal van sanitaire goederen;

02-240538-24 onder 4: diefstal van lading en/of dozen;

02-240538-24 onder 5: diefstal van blikjes Red Bull;

10-387648-24: diefstal van mondscanners en een laptop;

16-282692-24: diefstal samen met een ander van een pallet met cosmeticaproducten.

3
De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor feit 3 met parketnummer 02-240538-24 en het feit met parketnummer 16-282692-24, omdat het dossier voor die feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De verdediging bepleit vrijspraak voor deze feiten. Voor de overige vijf feiten kan de rechtbank volgens de verdediging tot een bewezenverklaring concluderen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

De rechtbank acht alle zeven feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor de feiten 1, 2, 4 en 5 met parketnummer 02-240538-24 en het feit met parketnummer 10-387648-24 geldt dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en dat het dossier een aangifte bevat.

De rechtbank overweegt hieronder nog slechts over feit 3 met parketnummer 02-240538-24 (de diefstal van sanitaire goederen van [bedrijf 1] in ’s-Hertogenbosch op 18 mei 2024) en over het feit met parketnummer 16-282692-24 (de diefstal van een pallet met cosmeticaproducten van [bedrijf 2] in Soest op 19 juli 2024).

Feit 3 met parketnummer 02-240538-24

De rechtbank stelt vast dat verdachte over dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd, zowel bij de politie als ter zitting. Hoewel het dossier van deze diefstal geen aangifte bevat, bevat het dossier wel een door een verbalisant op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. Gelet op de combinatie van de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen, waarin een verbalisant verdachte aan de hand van camerabeelden aanmerkt als verdachte van deze diefstal, is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. Dat er sprake is van een wederrechtelijke toe-eigening, staat voor de rechtbank op grond van deze bewijsmiddelen vast. Dit is ook niet betwist door de verdediging.

Feit met parketnummer 16-282692-24

De rechtbank stelt vast dat de politie verdachte niet heeft verhoord over dit feit. Verdachte heeft dit feit ontkend op de zitting. Uit de bewijsmiddelen in het dossier, een aangifte en processen-verbaal van bevindingen waarin camerabeelden zijn beschreven, blijkt dat op 19 juli 2024 een grijze Mercedes Vito met [kenteken] bij de loods in Soest kwam aanrijden. Het voertuig werd achteruit tegen de loods geparkeerd. Uit het voertuig stapten twee mannen. Eén van de mannen droeg een PostNL-jas. De twee mannen gingen de loods binnen en tilden even later samen een pallet het voertuig in. De man met PostNL-jas aan vertoonde gelijkenis met verdachte, gelet op zijn postuur en de vorm van zijn hoofd.

De rechtbank betrekt in haar oordeel als schakelbewijs de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 met parketnummer 02-240538-24. Tijdens deze diefstallen droeg verdachte een PostNL-jas. Daarbij komt dat verdachte in het betreffende voertuig reed (de Mercedes Vito met [kenteken] ), toen hij op de A16 werd aangehouden door de politie op 24 juli 2024. De rechtbank slaat acht op de combinatie van de aan de hand van de camerabeelden geconstateerde gelijkenis tussen de man op de camerabeelden en verdachte, het eerder tijdens diefstallen dragen van een PostNL-jas en het rond de datum van deze diefstal gebruik maken van de Mercedes Vito met [kenteken] . Deze combinatie maakt dat de rechtbank van oordeel is dat voldoende wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ook dit feit heeft gepleegd, tezamen en in vereniging met een ander.

De rechtbank is daarom van oordeel dat ook feit 3 met parketnummer 02-240538-24 en het feit met parketnummer 16-282692-24 wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

02-240538-24

feit 1 op 25 juni 2024 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een andereen palletwagen en 61 (combi)boormachines, die aan [bedrijf 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijktoe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeftgebracht door middel van een vals kostuum, te weten een PostNL jas;

feit 2 op 28 juni 2024 te Waalwijk sanitaire goederen, die aan [bedrijf 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een PostNLjas;

feit 3 op 18 mei 2024 te 's-Hertogenbosch sanitaire goederen, die aan [bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;

feit 4 in de periode van 19 juli 2024 tot en met 24 juli 2024 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, dozen, die aan [bedrijf 5] . toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

feit 5 op 20 juni 2024 te Bergen op Zoom blikjes Red Bull die geheel aan [bedrijf 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;

16-282692-24

op 19 juli 2024 te Soest tezamen en invereniging met een ander een pallet met cosmetica die geheel aan [bedrijf 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;10-387648-24op 9 mei 2024 te Dordrecht, mondscanners en een computer (Hp Z4g5),die aan [bedrijf 7] toebehoorden heeft weggenomenmet het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5
De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6
De strafoplegging
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de in positieve zin veranderde persoonlijke omstandigheden van verdachte en verzoekt om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verder verzoekt de verdediging als bijzondere voorwaarde een verplichte klinische opname te verbinden aan een voorwaardelijk strafgedeelte.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

De ernst van de feiten

Verdachte heeft in enkele maanden tijd zeven diefstallen bij bedrijven gepleegd. Hij is daarbij professioneel en berekenend te werk gegaan. Verdachte reed met een op naam van een ander gehuurde bus naar magazijnen en loodsen van bedrijven toe en droeg bij drie van de zeven diefstallen een vals kostuum, te weten een PostNL-jas. Op momenten dat verdachte niemand in de buurt zag, ging hij de bedrijven binnen. Twee van de diefstallen pleegde verdachte samen met een ander. Dit waren ook de diefstallen waarbij verdachte een pallet vol spullen stal. Telkens ging het om diefstallen van goederen van aanzienlijke waarde. Zo stal verdachte onder andere dure mondscanners en een laptop, een grote hoeveelheid (combi)boormachines en sanitaire goederen. Het ging daarbij steeds om goederen die (relatief) gemakkelijk verhandelbaar zijn. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de diefstallen pleegde om in zijn alcohol- en gokverslaving te kunnen voorzien en dat hij daarbij enkele malen een Post droeg om de diefstal gemakkelijk te maken. Daaruit leidt de rechtbank een hoge mate van berekening bij verdachte af.

Door het plegen van deze diefstallen in een tijdvak van ruim twee maanden heeft verdachte de gedupeerde bedrijven flinke overlast en forse financiële schade bezorgd. Met het plegen van de feiten heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendom van een ander, en uit te zijn op eigen gewin om zijn verslavingen te financieren.

De persoon van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden

Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de afgelopen tientallen jaren veelvuldig veroordeeld is voor het plegen van vermogensdelicten. Ook na het plegen van de nu bewezen verklaarde feiten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal. Voor dat feit is verdachte in de tussentijd ook veroordeeld. Dat betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

De rechtbank slaat ook acht op het meest recente reclasseringsadvies van 8 oktober 2024. Uit dit advies blijkt dat verdachte feiten pleegt om in zijn gok- en alcoholverslaving te kunnen voorzien. Positieve factoren in het leven van verdachte zijn een stabiele huisvesting en het doorlopen van een schuldsaneringstraject. Verdachte kampt onder andere met PTSS en problemen in de emotieregulatie en heeft een gebrek aan pro-sociale contacten. De reclassering zag op het moment van opmaken van dit advies geen mogelijkheden om de kans op recidive te verlagen. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat.

In aanloop naar deze zitting heeft de reclassering geen nieuw advies uitgebracht. Ter zitting hebben verdachte en zijn raadsvrouw mondeling toegelicht hoe het verdachte de afgelopen tijd, sinds de voorlopige hechtenis in een andere zaak is geschorst, is vergaan. Verdachte heeft de voorbije maanden openstaande taakstraffen uitgevoerd. Het contact met de reclassering is verbeterd. Verdachte heeft verklaard inmiddels in te zien dat hij een zooitje heeft gemaakt van zijn leven en dat hij hoopt vanaf nu een rustig leven te kunnen gaan leiden. Verdachte start op korte termijn met een nieuwe ambulante behandeling en vraagt om een laatste kans. Daarbij heeft zijn raadsvrouw stukken overgelegd, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen tijd zijn afspraken nagekomen is, een duidelijke positieve gedragsverandering heeft laten zien en open staat voor adviezen van hulpverleners. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat dit de laatste keer is dat hij (voor een nieuw feit) voor de rechter staat en dat hij, wat hem betreft, bij een volgende misstap ISD of een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet krijgen.

De rechtbank slaat ten slotte acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor inbraken in bedrijfspanden. In het geval dat er sprake is van (veelvuldige) recidive geldt in beginsel als uitgangspunt een gevangenisstraf van tien weken tot vier maanden per feit.

De strafoplegging

De rechtbank geeft de verdachte, in navolging van de eis van de officier van justitie en in afwijking van de oriëntatiepunten van het LOVS, in dit vonnis een allerlaatste kans door hem voor de bewezenverklaarde feiten géén onvoorwaardelijke gevangenisstraf hoger dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen. Verdachte moet zijn leven nu echt op de rit zien te krijgen. Hoewel het meest recente advies van de reclassering is om verdachte een gevangenisstraf op te leggen, slaat de rechtbank acht op de door verdachte sindsdien ingeslagen positieve weg. De rechtbank zal daarom de door de officier van justitie gevorderde maximale taakstraf van 240 uren opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen van 180 dagen waarvan 172 dagen voorwaardelijk. Deze forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren geldt als een stevige stok achter de deur. Bij een volgende fout hangt dit strafdeel verdachte boven het hoofd. Verdachte heeft in voorarrest gezeten in de zaken met parketnummers 02-240538-24 en 10-387648-24.

De duur van dat voorarrest zal de rechtbank in mindering brengen op het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf, zodat verdachte nu niet (terug) naar de gevangenis hoeft. Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een meldplicht en reclasseringstoezicht verbinden, zodat verdachte onder toezicht van de reclassering blijft staan gedurende de proeftijd van drie jaren. Voor het opleggen van een verplichte klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de reclassering daartoe niet heeft geadviseerd. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de raadsvrouw van verdachte in een andere procedure al heeft gevraagd om een wijziging van de voorwaarde ambulante behandeling in een klinische behandeling in een lopend toezicht. Het verzoek van de verdediging kan in die procedure worden behandeld.

7
De benadeelde partijen

Vier benadeelde partijen vorderen een schadevergoeding.

[bedrijf 3] vordert een schadevergoeding van € 5.684,00 en de wettelijke rente voor feit 1 met parketnummer 02-240538-24.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar.

Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

[bedrijf 4] vordert een schadevergoeding van € 2.067,97 en de wettelijke rente voor feit 2 met parketnummer 02-240538-24.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar.

Het gegeven dat de vordering pas één dag voor de zitting is ingediend maakt, anders dan de verdediging meent, niet dat de vordering daardoor niet voor toewijzing in aanmerking komt. Ook het gegeven dat de gevorderde schadevergoeding een ander (lees: lager) bedrag dan in de aangifte is genoemd, maakt dat niet anders. Het verzoek is onderbouwd met een lijst met goederen die de benadeelde partij miste na de diefstal en van die goederen zijn de inkoopfacturen overgelegd, zodat de materiële schade op het gevorderde bedrag kan worden vastgesteld.

Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

[bedrijf 6] vordert een schadevergoeding van € 2.959,25 en de wettelijke rente voor feit 5 met parketnummer 02-240538-24.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in deze vordering, omdat niet is gebleken van een bevoegd gegeven volmacht aan [naam 1] om namens de benadeelde partij op te treden.

De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.

De rechtbank stelt vast dat het verzoek is ingediend namens [bedrijf 6] met als vertegenwoordiger de heer [naam 1] . De heer [naam 1] is degene die namens de benadeelde partij (een familiebedrijf) aangifte heeft gedaan. Ook heeft de heer [naam 2] de heer [naam 1] op briefpapier van de benadeelde partij een volmacht verleend om namens benadeelde partij handelingen uit te voeren met betrekking tot de strafzaak. Dit tezamen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat vaststaat dat de heer [naam 1] de vordering namens de benadeelde partij kon indienen. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar.

Hoewel de vordering ziet op 133 trays met gestolen blikjes Red Bull, terwijl verdachte stelt om en nabij de 70 trays te hebben gestolen, wijst de rechtbank het gevorderde bedrag in zijn geheel toe. De rechtbank acht de vordering voldoende met stukken onderbouwd en vindt de blote betwisting van verdachte van het meerdere aan trays ongeloofwaardig.

Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

[bedrijf 7] vordert een schadevergoeding van € 8.665,00 en de wettelijke rente voor het feit met parketnummer 10-387648-24.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om schadevergoeding niet door een door de benadeelde partij gevolmachtigd persoon is ingediend en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering.

De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.

De rechtbank stelt vast dat het verzoek is ingediend namens [bedrijf 7] met als vertegenwoordiger de heer [naam 3] . Hoewel de heer [naam 3] niet de gevolmachtigde van de benadeelde partij is, is hij wel degene die namens de benadeelde partij aangifte heeft gedaan. Uit de aangifte blijkt dat de heer [naam 3] in het bedrijf werkzaam is als operationeel medewerker. Dit tezamen maakt dat de heer [naam 3] de vordering namens de benadeelde partij mocht indienen. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar.

Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente

De rechtbank zal in al deze gevallen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

De rechtbank zal de wettelijke rente, zoals is gevorderd, toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

8
Het beslag
8.1

De verbeurdverklaring

De inbeslaggenomen PostNL-jas (parketnummer 02-240538-24) is vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.2

De teruggave aan verdachte

De rechtbank zal de teruggave gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 690,00 (parketnummer 10-387648-24) aan verdachte, aangezien niet is gebleken dat dit geldbedrag verband houdt met de bewezen verklaarde feiten. Dit geldbedrag is daarom niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

9
De vorderingen tot tenuitvoerlegging

02-016551-24

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke straf van drie maanden gevangenisstraf die door de Politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 8 april 2024 ten uitvoer zal worden gelegd.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, zoals ook door de officier van justitie ter zitting betoogd, omdat aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden zijn verbonden die de rechtbank in stand wenst te laten. Zij acht wel verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.

16-071616-22

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van vier maanden gevangenisstraf die door de Politierechter in de rechtbank Midden-Nederland aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 16 mei 2023 ten uitvoer zal worden gelegd.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte als hiervoor onder 6.3 beschreven en zoals ook door de officier van justitie en verdediging ter zitting bepleit, zal de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toewijzen, maar verdachte in de gelegenheid stellen een taakstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

10
De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

11
De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

02-240538-24, feit 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum;

02-240538-24,feit 2: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum;

02-240538-24, feiten 3, 4 en 5 en 10-387648-24 telkens: Diefstal;

16-282692-24: Diefstal door twee of meer verenigde personen;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarden:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;

* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij deze reclasseringsinstelling (Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, 088-8041302);

* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;

* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;

- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;

Beslag

- verklaart verbeurd een inbeslaggenomen voorwerp, te weten een PostNL-jas (parketnummer 02-240538-24);

- gelast de teruggave aan verdachte van één inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 690,00 (parketnummer 10-387648-24);

Vorderingen tenuitvoerlegging

- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 april 2024 van de Politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant (parketnummer 02-016551-24) af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;

- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de Politierechter in de rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16-071616-22 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten vier maanden gevangenisstraf;

- gelast dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt vervangen door een taakstraf van 240 uren;

- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;

Benadeelde partijen

[bedrijf 3]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 5.684,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 25 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 3] (feit 1 met parketnummer 02-240538-24), € 5.684,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 25 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.

- bepaalt dat bij niet betaling 63 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

[bedrijf 4]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.067,97 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] (feit 2 met parketnummer 02-240538-24), € 2.067,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.

- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

[bedrijf 6]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.959,25 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 6] (feit 5 met parketnummer 02-240538-24), € 2.959,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.

- bepaalt dat bij niet betaling 39 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

[bedrijf 7]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 8.665,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 mei 2024 tot aan de dag der voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 7] (parketnummer 10-387648-24), € 8.665,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 mei 2024 tot aan de dag der voldoening.

- bepaalt dat bij niet betaling 78 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. D. van Kralingen en

mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2025.

Mr. Van Kralingen en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

De tenlastelegging

02-240538-24

1

hij op of omstreeks 25 juni 2024 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een palletwagen en/of 61 (combi)boormachines, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een PostNL kostuum en/of jas;

( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

2

hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Waalwijk sanitaire goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een PostNL kostuum en/of jas; ( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

3

hij op of omstreeks 18 mei 2024 te 's-Hertogenbosch sanitaire goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

4

hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juli 2024 tot en met 24 juli 2024 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, lading en/of dozen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

5

hij op of omstreeks 20 juni 2024 te Bergen op Zoom een of meerdere blikjes Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

16-282692-24

Hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Soest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pallet met cosmetica, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

10-387648-24

hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Dordrecht, een of meerdere (mond)scanner(s) en/of een computer (Hp Z4g5), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )