Rechtbank Zeeland-West-Brabant, op tegenspraak strafrecht overig

ECLI:NL:RBZWB:2025:549

Op 5 February 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een op tegenspraak procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 02-027427-24, 02-037105-24, 02-323242-23, 02-09088, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:549. De plaats van zitting was Breda.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
02-027427-24, 02-037105-24, 02-323242-23, 02-09088
Datum uitspraak:
5 February 2025
Datum publicatie:
5 February 2025

Indicatie

Veroordeling voor twee bedreigingen tegen het leven gericht (meermalen gepleegd), acht beschadigingen (meermalen gepleegd), een poging tot zware mishandeling en het zich niet houden aan een gebiedsverbod.

Stafoplegging: gevangenisstraf van 319 dagen met aftrek voorarrest en tbs met voorwaarden met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.

Afwijzing vorderingen tot tenuitvoerlegging en wijziging bijzondere voorwaarden.

Vorderingen van benadeelde partijen.

Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.

Opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummers: 02-027427-24, 02-037105-24, 02-323242-23, 02-090887-24,

02-141067-24 (ttz gevoegd) en 02-234558-23 (tul), 02-083610-22 (tul),

02-336093-21 (tul)

vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]

wonende aan de [woonplaats]

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwensluis

raadsvrouw mr. Y.I.B. Grosfeld, advocaat te Breda.

1
Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging met bovenvermelde parketnummers behandeld.

2
De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

zich schuldig heeft gemaakt aan twee bedreigingen, dertien vernielingen, een poging zware mishandeling en het zich niet houden aan een gebiedsverbod.

3
De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten onder de verschillende parketnummers wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van parketnummer

02-323242-23, feit 2, gaat hij uit van het primair ten laste gelegde.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging refereert zich voor alle ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van parketnummer 02-141067-24, feit 1, is de verdediging van mening dat dit feit weliswaar bewezen kan worden, maar dat het feit niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte daarom van dit feit moet worden vrijgesproken.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

02-027427-24

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2023246505, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 21.

Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de aangifte van [aangever 1] van 26 september 2023, pagina 5;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 6 december 2023, pagina 16;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 januari 2025.

02-037105-24

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2023320567, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 29.

Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 18 december 2023, pagina 5;

- het gebiedsverbod van Gemeente Breda van 24 november 2023, pagina 9;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 18 december 2023.

02-323242-23

Feit 1 tot en met feit 4

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2023308416, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 108.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 tot en met 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de aangifte van [aangever 2] van 1 december 2023, pagina 12;

- de aangifte van [aangever 3] van 4 december 2023, pagina 52;

- de aangifte van [aangever 4] van 5 december 2023, pagina 9;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 januari 2025.

Uit de aangiften blijkt dat diverse auto’s, de gevel van het gemeentehuis, een intercom, een slagboom en spijlen van een hekwerk van de politie met rode verf zijn beklad. Verdachte heeft op zitting verklaard dat ze de rode verf herkent. Ze heeft het bekladden van de gevel van het gemeentehuis en een gemeentelijke auto met haar initialen, evenals de slagboom bevestigd, maar weet niet meer dat ze de spijlen heeft beklad. Aangezien alle bekladdingen in dezelfde periode in Breda met dezelfde rode kleur verf hebben plaatsgevonden en verdachte de overige gedragingen niet heeft ontkend, gaat de rechtbank ervan uit dat zij alle gedragingen die zien op het bekladden met rode verf heeft gepleegd.

Feit 5 tot en met feit 7

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2024035587, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 99.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Aangezien verdachte ten aanzien van feit 5 tot en met 7 een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de aangifte van [aangever 5] van 10 februari 2024, pagina 45;

- de aangifte van [aangever 6] van 11 februari 2024, pagina 50;

- de aangifte van [aangever 7] van 11 februari 2024, pagina 54;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 januari 2025.

Omdat de vernielingen en beschadigingen aan de auto’s in de tenlastelegging niet zijn geconcretiseerd, maar wel ter zitting zijn besproken, overweegt de rechtbank hierover het volgende: verdachte heeft bekend dat zij de ruitenwissers van alle drie de auto’s heeft vernield, maar ontkent dat zij de krassen op de bumpers heeft veroorzaakt. De rechtbank acht die vernielingen wettig en overtuigend bewezen voor zover die zien op de ruitenwissers. Wat betreft de krassen op de bumpers is naast de aangifte geen ander bewijs in het dossier aanwezig, zodat de rechtbank niet kan vaststellen dat deze door verdachte zijn veroorzaakt.

02-090887-24

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2024066998, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 30.

Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de aangifte van [aangever 8] van 15 maart 2024, pagina 6;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 16 maart 2024, pagina 23.

02-141067-24

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer 2024102420, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 113.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de aangifte van [aangever 9] van 24 april 2024, pagina 37;

- de aangifte van [aangever 10] van 24 april 2024, pagina 41;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 25 april 2024, pagina 106;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 januari 2025.

Naar aanleiding van het kwalificatieverweer van de verdediging met betrekking tot feit 1, is de rechtbank van oordeel dat dit moet worden verworpen en de gedragingen van verdachte gekwalificeerd moeten worden als een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft namelijk verklaard dat ze niet bewust gekozen heeft om in de bovenarm te steken, maar aangever wel op ooghoogte wilde steken. Het op ooghoogte willen steken komt neer op het steken ter hoogte van het bovenlichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam meerdere kwetsbare en vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevinden. Door met een dergelijk mes in de richting van het bovenlichaam van aangever te steken en haar ook daadwerkelijk te raken in de bovenarm, bestond naar het oordeel van de rechtbank dan ook de aanmerkelijke kans dat verdachte één of meer van deze vitale organen of aderen zou raken en aangever als gevolg van de ontstane verwondingen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Door zo te handelen heeft verdachte dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat het niet zover is gekomen, is niet aan het handelen van verdachte te danken.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

02-027427-24

op 26 september 2023 te Breda meermalen [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meerdere brieven op de dienstauto van de gemeente

Breda te plakken aan die [aangever 1] met daarop de volgende teksten: "Youe next Bitch. = Dood" en "Als ik dans doe ik dat op jouw graf met messen." en " 1 kogel is voor jou [aangever 1] ." en “ [initialen verdachte] was hier...";

02-037105-24

op 18 december 2023 te Breda opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] , krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Breda , inhoudende - zakelijk weergeven - dat verdachte zich in de periode van 24 november 2023 tot en met 16 februari 2024 niet mocht bevinden in het gebied rondom het stadskantoor van de gemeente Breda , door zich op 18 december 2023 omstreeks 15:45 uur op de Claudius Prinsenlaan, gelegen in voornoemd gebied, te bevinden;

02-323242-23

1

in de periode van 1 december tot en met 4 december 2023 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ( [kenteken 1] ) die aan [aangever 2] toebehoorde, heeft beschadigd;

2

Primair

op 2 december 2023 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een deel van een gebouw, te weten een gevel van het gemeentehuis gevestigd aan de Claudius Prinsenlaan, dat aan een ander, te weten aan Gemeente Breda , toebehoorde, heeft beschadigd;

3

op 2 december 2023 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan Gemeente Breda toebehoorde, heeft beschadigd;

4

op 4 december 2023 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk drie dienstauto's van de politie (kentekens [kenteken 2] en [kenteken 3] en [kenteken 4] ) en de intercom en de slagboom en spijlen aan het hekwerk, die alle aan de Politie toebehoorden, heeft beschadigd;

5

op 10 februari 2024 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een auto (gekentekend

[kenteken 5] , merk Ford) die aan [aangever 5] toebehoorde, heeft beschadigd;

6

op 10 februari 2024 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een auto (gekentekend

[kenteken 6] , merk Opel) die aan [aangever 6] toebehoorde, heeft beschadigd;

7

op 10 februari 2024 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een auto (gekentekend

[kenteken 7] , merk Volvo) die aan [aangever 7] toebehoorde, heeft beschadigd;

02-090887-24

op 15 maart 2024 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (gekentekend

[kenteken 8] ) die aan Gemeente Breda toebehoorde, heeft beschadigd;

02-141067-24

1

op 24 april 2024 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 9] (toezichthouder bij de Gemeente Breda ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht met een mes in de arm van voornoemde [aangever 9] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2

op 24 april 2024 te Breda [aangever 10] (toezichthouder bij de Gemeente Breda ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes zichtbaar voor die [aangever 10] in haar hand gehouden en (vervolgens) met het mes achter die [aangever 10] aangerend en daarbij stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [aangever 10] en aldus door haar, verdachtes, gedragingen voor die [aangever 10] een (be)dreigende situatie heeft doen ontstaan.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5
De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6
De strafoplegging
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een tbs met voorwaarden conform alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan te bepalen. Hierbij houdt hij rekening met het feit dat er sprake is van recidive en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: ‘Sr’) meermalen van toepassing is. Ook vordert de officier van justitie de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr. Verder vordert de officier van justitie dat de voorlopige hechtenis niet wordt opgeheven, maar wordt geschorst vanaf het moment dat verdachte kan worden opgenomen bij de [ggz-instelling] . Als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis vordert hij dat verdachte meewerkt aan de tbs met voorwaarden. Op deze manier komt verdachte niet op straat te staan.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit om, zoals ook geadviseerd door de reclassering, uit te gaan van verminderde toerekeningsvatbaarheid bij de ten laste gelegde feiten 1 en 2 van parketnummer 02-141067-24. Zij bepleit verder om, in lijn met de vordering van de officier van justitie, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, almede de tbs met voorwaarden. Daarnaast bepleit zij om af te zien van het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich in een periode van zeven maanden schuldig gemaakt aan twee bedreigingen, dertien vernielingen, een poging zware mishandeling en het zich niet houden aan een gebiedsverbod. Opvallend is ook dat verdachte in deze periode van zeven maanden is veroordeeld door de meervoudige kamer voor meerdere vergelijkbare feiten en dat dat verdachte er niet van weerhouden heeft om door te gaan met het plegen van strafbare feiten. De veelheid aan feiten is niet alleen ernstig, maar ook uitermate zorgwekkend. Temeer nu hieruit blijkt dat de ernst van de gepleegde feiten in de loop van de tijd toeneemt.

De gepleegde geweldsmisdrijven getuigen van een ernstig gebrek aan respect van verdachte voor de lichamelijke integriteit van andere mensen, in dit geval een toezichthouder en een buitengewoon opsporingsambtenaar. Het brengt bovendien onrust en angst in de samenleving teweeg. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan. Ook tonen de gepleegde beschadigingen een gebrek aan respect voor andermans eigendommen aan. Het betrof vele beschadigingen van voertuigen, waaronder politie- en gemeenteauto’s, de beschadiging van een gevel van het gemeentehuis en diverse beschadigingen van goederen van de politie of van medewerkers van de politie. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte bij het merendeel van de feiten de openbare orde (ernstig) heeft verstoord en dat haar daden specifiek waren gericht tegen gezagsdragers die hun werkzaamheden uitvoerden of tegen goederen van deze gezagsdragers. De gepleegde feiten getuigen dan ook van een totaal gebrek aan ontzag voor gezagsdragers van politie en gemeente.

De slachtoffers [aangever 9] en [aangever 10] werden totaal onverwacht, terwijl zij aan het werk waren, door verdachte met een mes aangevallen. [aangever 9] als toezichthouder en [aangever 10] als buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) bij de gemeente. Zij dragen nog dagelijks de gevolgen van de gewelddadige aanval. Dat is ook gebleken uit de onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding en uit de voorgelezen slachtofferverklaring van [aangever 9] op de zitting. De wond in de bovenarm van [aangever 9] moest na de aanval gehecht worden en haar arm is nog steeds niet volledig hersteld. Ze heeft EMDR-therapie gevolgd voor haar psychische klachten en is gestopt met haar werk als boa. De aanval heeft haar angstig en onveilig doen voelen. [aangever 10] heeft voor haar leven gevreesd en kampt na het incident met slaapproblemen en heeft meerdere sessies bij een therapeut gehad voor somatische klachten. De rechtbank begrijpt dat de aanval voor deze slachtoffers schokkend en beangstigend moet zijn geweest en dat zij zich hierdoor nog lang angstig en onveilig kunnen voelen. Slachtoffer [aangever 1] heeft van de schriftelijke bedreigingen pas later kennis genomen via haar leidinggevende, maar de woorden van verdachte op de aan haar gerichte briefjes hebben op haar grote indruk gemaakt, zoals ook is gebleken uit de voorgelezen slachtofferverklaring op de zitting.

Persoon en persoonlijke omstandigheden

Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 21 september 2024. Hieruit blijkt dat er sprake is van (veelvuldige) recidive. Bovendien liep verdachte in maar liefst drie proeftijden van eerdere veroordelingen. Deze hebben haar er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank zal daarentegen ook rekening houden met het feit dat artikel 63 Sr op een deel van de feiten van toepassing is. Verdachte is namelijk na het plegen van een deel van de feiten veroordeeld in een andere zaak.

De rechtbank heeft kennis genomen van de dubbel Pro Justitia-rapportage van 9 september 2024 van psycholoog [naam 1] en psychiater [naam 2] . Uit de rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een (ernstige) borderline persoonlijkheidsstoornis met onderliggend een hechtingsstoornis, leidend tot terugkerende interpersoonlijke problemen. Daarnaast lijdt verdachte aan een onbehandelde posttraumatische stressstoornis (hierna ‘PTSS’) als gevolg van vele traumatische gebeurtenissen in haar leven. Verder is er sprake van een stoornis in het gebruik van een stimulantia, die waarschijnlijk ontstaan is als coping voor de stress die voorkomt uit de andere stoornissen. Deze problematiek was ook aanwezig op het moment dat verdachte de feiten pleegde. Beide deskundigen adviseren de bedreiging en poging tot zware mishandeling (parketnummer 02-141067-24), gepleegd op 24 april 2024, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte werd aangeraakt, kreeg aanwijzingen en raakte hierdoor in een heftig woedende toestand waardoor ze tot de bedreiging en de poging tot zware mishandeling kwam. De dynamiek tussen de stoornissen was hierbij duidelijk aanwezig. Verdachte kon de ongeoorloofdheid van deze haar ten laste gelegde feiten wel inzien, maar was vanwege de stoornissen onvoldoende in staat om haar wil in vrijheid te bepalen. De deskundigen adviseren de andere ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toe te rekenen. Bij deze feiten was er meer de mogelijkheid tot nadenken. De delictscenario’s bij deze feiten maken een instrumentale indruk.

De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare en gaat op grond hiervan ervan uit dat alleen de gepleegde feiten onder parketnummer 02-141067-24 verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.

Verder volgt uit de rapportage dat, vanwege de complexe problematiek, het risico op geweldsdelicten als hoog wordt ingeschat wanneer er geen interventies plaatsvinden. Eerdere ambulante en klinische interventies hebben niet geholpen. Verdachte heeft zich onttrokken aan behandelpogingen. Om de kans op herhaling te verkleinen, is een gerichte behandeling en intensieve begeleiding noodzakelijk. Beide deskundigen adviseren daarom een tbs met voorwaarden op te leggen. Gelet op het verloop van de hulpverlening in het verleden, in combinatie met de problematiek van verdachte, kan alleen deze vergaande juridische maatregel voldoende garantie geven om het gevaar terug te dringen en behandeling en resocialisatie te realiseren.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het maatregelenrapport dat door de reclassering is uitgebracht op 30 december 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte een psychisch kwetsbare vrouw is met een zeer belast verleden. Ze functioneert op een beneden gemiddeld niveau en beschikt over onvoldoende copingvaardigheden om haar woede te beheersen. Hoewel zij ten tijde van de feiten niet onder invloed was, wordt middelengebruik als een risicofactor beschouwd. Daarnaast kampt zij met problemen op diverse leefgebieden. Zo woonde zij bij haar pleegvader, die ook onderdeel is van haar trauma’s, en had zij geen dagbesteding. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig. Positief is echter dat zij openstaat voor een klinische behandeling. De reclassering schat het recidiverisico als hoog in. Het risico op zowel recidive als geweld en onttrekking aan opgelegde maatregelen is hoog. Op basis van deze inschattingen adviseert de reclassering om tbs met voorwaarden op te leggen.

Conform het advies van de reclassering en overige deskundigen voornoemd, zal de rechtbank volwassenenstrafrecht toepassen.

Op 15 januari 2025 heeft de reclassering per e-mail laten weten dat verdachte, bij een onherroepelijke veroordeling, opgenomen kan worden in de [ggz-instelling] .

Straf en maatregel

Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst en aard van de feiten en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is om recidive in de toekomst te voorkomen.

Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:

- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens;

- op twee van de gepleegde misdrijven (poging tot zware mishandeling en beschadiging van een gebouw is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de twee bedreigingen betreffen misdrijven benoemd in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr;

- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.

De rechtbank overweegt dat bij de strafoplegging de nadruk moet liggen op de behandeling van verdachte, zodat zij in de toekomst geen strafbare feiten meer zal plegen en haar leven op de rails kan krijgen. Alle deskundigen en partijen, evenals de verdediging, zijn het erover eens dat een langdurige en intensieve vorm van behandeling en begeleiding van verdachte hiervoor noodzakelijk is. Uit het dossier blijkt dat een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden onvoldoende waarborgen biedt. Verdachte liep ten tijde van de feiten immers nog in drie proeftijden, en de daaraan verbonden (algemene en bijzondere) voorwaarden bleken onvoldoende om haar van het plegen van deze feiten te weerhouden. Een tbs met voorwaarden lijkt op dit moment wel voldoende waarborgen te kunnen bieden voor de vereiste behandeling. Oplegging van dwangverpleging is op dit moment niet nodig, maar kan wel volgen wanneer de voorwaarden niet worden nageleefd. Voor wat betreft de op te leggen voorwaarden kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, zoals vermeld in het maatregelenrapport van 30 december 2024. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven, staat hier achter en lijkt zeer gemotiveerd voor intensieve behandeling. Zij wil naar de [ggz-instelling] toe.

De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Gelet op de aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met enkel de oplegging van tbs met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de eerder geschetste problematiek van verdachte en de verminderde mate waarin de feiten onder parketnummer 02-141067-24 aan haar kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 319 dagen met aftrek van voorarrest. Dat betekent dat de straf na de uitspraak nog twee weken doorloopt en de termijn van hoger beroep bestrijkt. Daarna kan de opname bij de [ggz-instelling] , zoals door de reclassering is bericht, aansluitend volgen.

De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding in de uitgebrachte rapporten om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr, die dan start na een tbs met voorwaarden, op te leggen.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7
De benadeelde partij

02-027427-24

[aangever 1]

De benadeelde partij [aangever 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 400,00 aan immateriële schade.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Er zijn geen concrete gegevens aangevoerd om aan te kunnen nemen dat sprake is van objectief vast te stellen geestelijk letsel. Nu dit niet kan worden vastgesteld, moet worden beoordeeld of sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’). De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengt in dit geval met zich dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand ligt, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 200,00 billijk. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard en kan de vordering bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De toegewezen immateriële schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 26 september 2023.

Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarmee verdachte verplicht wordt het toegekende schadebedrag te betalen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zal de inning van het schadebedrag verzorgen, en bij niet-betaling kan gijzeling als dwangmiddel worden toegepast.

02-323242-23

[aangever 5]

De benadeelde partij [aangever 5] heeft voor feit 5 een schadevergoeding gevorderd van

€ 19,23 aan materiële schade.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd is en een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van € 19,23 acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar.

Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 10 februari 2024.

Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarmee verdachte verplicht wordt het toegekende schadebedrag te betalen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zal de inning van het schadebedrag verzorgen, en bij niet-betaling kan gijzeling als dwangmiddel worden toegepast.

[aangever 6]

De benadeelde partij [aangever 6] heeft voor feit 6 een schadevergoeding gevorderd van

€ 1.104,60 aan materiële schade, bestaande uit:

spuiten van twee bumpers: € 1.000,00;

nieuwe ruitenwisser: € 100,00;

reiskosten naar het schadeherstelbedrijf: € 4,60.

De rechtbank is van oordeel dat de schade onvoldoende is onderbouwd. Als hiervoor vastgesteld ziet de rechtbank in het dossier onvoldoende bewijs voor het beschadigen van de bumpers. Het bedrag voor de ruitenwisser is niet onderbouwd. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

[aangever 7]

De benadeelde partij [aangever 7] heeft voor feit 7 een schadevergoeding gevorderd aan materiële schade, maar geen bedrag ingevuld en evenmin een onderbouwing opgegeven.

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering niet onderbouwd is. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

02-141067-24

[aangever 9]

De benadeelde partij [aangever 9] heeft voor feit 1 een schadevergoeding gevorderd van

€ 839,01 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Materiële schade

De materiële schade bestaat uit:

- gemaakte reiskosten: € 97,22;

- kosten litteken crème: € 6,49;

- kosten siliconenpleisters € 81,30;

- kosten huishoudelijke hulp € 654,00.

De gevorderde reiskosten, de kosten voor de litteken crème en de siliconenpleisters zijn voldoende onderbouwd en zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het totaalbedrag van € 185,01 dan ook toewijzen.

Dit is anders voor de gevorderde kosten voor de huishoudelijke hulp. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd en deze tevens is betwist door verdachte. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige lichamelijke en psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Dit is ook onderbouwd met stukken. De benadeelde partij heeft onder andere last gehad van herbelevingen, angstklachten en nachtmerries. Hiervoor heeft zij EMDR-therapie ondergaan, waarbij werd vastgesteld dat sprake was van PTSS. Ze is gestopt met werken en is momenteel nog steeds niet aan het werk. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengt mee dat de relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in de eer of goede naam. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 2.500,00 billijk. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard en kan de vordering bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De toegewezen immateriële schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 24 april 2024.

Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarmee verdachte verplicht wordt het toegekende schadebedrag te betalen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zal de inning van het schadebedrag verzorgen, en bij niet-betaling kan gijzeling als dwangmiddel worden toegepast.

[aangever 10]

De benadeelde partij [aangever 10] heeft voor feit 2 een schadevergoeding gevorderd van

€ 16,34 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Materiële schade

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd is en een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van € 16,34 acht de rechtbank volledig toewijsbaar.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Zij is door verdachte met een mes bedreigd en dacht dat zij haar wilde doden. Ze heeft voor haar leven gevreesd, wat een diepe indruk op haar heeft gemaakt. Ze heeft slaapproblemen ervaren en meerdere sessies bij een therapeut gevolgd. Dit is ook onderbouwd met stukken. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengt mee dat de relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in de eer of goede naam. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar.

De toegewezen immateriële schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 24 april 2024.

Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarmee verdachte verplicht wordt het toegekende schadebedrag te betalen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zal de inning van het schadebedrag verzorgen, en bij niet-betaling kan gijzeling als dwangmiddel worden toegepast.

8
De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat:

- de voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 4 januari 2024 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 02-234558-23);

- de voorwaardelijke werkstraf van 60 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 2 augustus 2022 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 02-083610-22);

- de voorwaardelijke werkstraf van 60 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 24 februari 2022 ten uitvoer zal worden gelegd (parketnummer 02-336093-21).

Op de zitting heeft de officier van justitie met het oog op de gevorderde tbs met voorwaarden, gevraagd de vorderingen ten uitvoerlegging af te wijzen, al dan niet met het verwijderen van de bijzondere voorwaarden die thans aan de voorwaardelijke straffen zijn verbonden.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vorderingen echter niet opportuun vanwege het feit dat zij aan verdachte een tbs met voorwaarden oplegt. De rechtbank zal de vorderingen dan ook afwijzen.

Gelet op de opgelegde tbs met voorwaarden acht de rechtbank het wel noodzakelijk de bij het vonnis van 4 januari 2024 (parketnummer 02-234558-23) gestelde voorwaarden te wijzigen in die zin dat alle hierbij opgelegde bijzondere voorwaarden komen te vervallen.

9
De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 45, 57, 63, 184, 285, 302, 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10
De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

02-027427-24

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;02-037105-24

opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;

02-323242-23

feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 2: primair: opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;

feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 6: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 7: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

02-090887-24

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

02-141067-24

feit 1: poging tot zware mishandeling;

feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 319 dagen;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Maatregel

- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:

1. dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;2. dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;

- dat verdachte één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;

- dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;- dat verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;- dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;

3. dat verdachte, indien de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere vergelijkbare instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

4. dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;5. dat verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;6. dat verdachte zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;7. dat verdachte verblijft, aansluitend op de klinische behandeling, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;8. dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

9. dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

10. dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

11. draagt de reclassering op om verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;

- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;

Vorderingen tenuitvoerlegging

- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 02-083610-22 en 02-336093-21 af;

- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-234558-23 af, maar wijzigt de daaraan verbonden voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen;

Benadeelde partijen

02-027427-24

[aangever 1]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 200,00 aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 september 2023 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij

€ 200,00 te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 september 2023 tot aan de dag der voldoening;

- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

02-323242-23

[aangever 5]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 19,23 aan materiële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij

€ 19,23 te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;

- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

[aangever 6]

- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

[aangever 7]

- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

02-141067-24

[aangever 9]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.685,01, waarvan

€ 185,01 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij

€ 2.685,01 te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der voldoening;

- bepaalt dat bij niet betaling 36 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

[aangever 10]

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 616,34, waarvan € 16,34 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij

€ 616,34 te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2024 tot aan de dag der voldoening;

- bepaalt dat bij niet betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Voorlopige hechtenis

- heft op het geschorst bevel voorlopige hechtenis in parketnummer 02-323242-23;

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis in parketnummer 02-141067-24 op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. R. Combee en mr. A.G. van Hedel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 februari 2025.

Bijlage I

De tenlasteleggingen

Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:

02-027427-24

zij op of omstreeks 26 september 2023 te Breda , meermalen, althans eenmaal [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door één of meerdere brieven op de dienstauto's van de gemeente

Breda te plakken/zetten richting/aan die [aangever 1] met daarop de volgende teksten: "Youe next Bitch. = Dood" en/of "Als ik dans doe ik dat op jouw graf met messen." en/of " 1 kogel is voor jou [aangever 1] ." en/of [initialen verdachte] was hier...", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

02-037105-24

zij op of omstreeks 18 december 2023 te Breda , opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk] , krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Breda , in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende - zakelijk weergeven - dat zij, verdachte, zich in de periode van 24 november 2023 uur tot en met 16 februari 2023 niet mocht bevinden in het gebied rondom het stadskantoor van de gemeente Breda , door, zich op 18 december 2023 omstreeks 15:45 uur op de Claudius Prinsenlaan, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;

(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

02-323242-23

1

zij in of omstreeks de periode van 1 december tot en met 4 december 2023 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto ( [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2

zij op of omstreeks 2 december 2023 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (delen van) een gebouw, te weten een gevel en/of de deur van het gemeentehuis gevestigd aan de Claudius Prinsenlaan, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Gemeente Breda toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt;

(art 352 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 2 december 2023 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de gevel van het gemeentehuis en/of de deur van het gemeentehuis, althans het gemeentehuis, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Gemeente Breda , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3

zij op of omstreeks 2 december 2023 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Gemeente Breda , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

4

zij op of omstreeks 4 december 2023 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk drie, althans een of meerdere dienstauto's van de politie (kentekens [kenteken 2] en/of [kenteken 3] en/of [kenteken 4] ) en/of de intercom en/of de slagboom en/of spijlen aan het hekwerk, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

5

zij op of omstreeks 10 februari 2024 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (gekentekend [kenteken 5] , merk Ford), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

6

zij op of omstreeks 10 februari 2024 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (gekentekend [kenteken 6] , merk Opel), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

7

zij op of omstreeks 10 februari 2024 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (gekentekend [kenteken 7] , merk Volvo), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

02-090887-24

zij op of omstreeks 15 maart 2024 te Breda , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (gekentekend [kenteken 8] ) en/of een ruitenwisserblad in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Gemeente Breda , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

02-141067-24

1

zij op of omstreeks 24 april 2024 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 9] (toezichthouder bij de Gemeente Breda ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen waarbij zij met kracht en/of met een mes, althans een scherp voorwerp, in de arm, althans het lichaam, van voornoemde [aangever 9] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht);

2

zij op of omstreeks 24 april 2024 te Breda [aangever 10] (toezichthouder bij de Gemeente Breda ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, een mes, in elk geval een scherp en/of voor bedreiging geschikt voorwerp, zichtbaar voor die [aangever 10] in haar hand(en) gehouden en/of (vervolgens) met het mes/voorwerp achter die [aangever 10] aan te rennen en/of (vervolgens/ daarbij) stekende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting naar en/of zichtbaar voor en/of bestemd voor van die [aangever 10] en aldus door haar, verdachtes, gedragingen voor die [aangever 10] een (be)dreigende situatie heeft doen ontstaan.

(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)