Centrale Raad van Beroep, hoger beroep socialezekerheidsrecht

ECLI:NL:CRVB:2024:589

Op 28 March 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 22/3026 AOW, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:CRVB:2024:589.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
22/3026 AOW
Datum uitspraak:
28 March 2024
Datum publicatie:
28 March 2024
Formele relaties:

Indicatie

Herziening AOW-pensioen naar aanleiding van haar huwelijk naar de norm voor een gehuwde pensioengerechtigde. Wonen op verschillende adressen. Feitelijke situatie, afweging van alle van belang zijnde gegevens. Met de Svb en de rechtbank oordeelt de Raad dat met name de financiële zorg die appellante aan haar echtgenote verleent, de gezamenlijke vakantie en de mate van contact leiden tot de conclusie dat appellante niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenote.

Uitspraak

22/3026 AOW

Datum uitspraak: 28 maart 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 augustus 2022, 22/1268 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Het AOW-pensioen van appellante is, naar aanleiding van haar huwelijk, herzien naar de norm voor een gehuwde pensioengerechtigde. Volgens de Svb en de rechtbank is er geen sprake van een situatie van duurzaam gescheiden leven, hoewel appellante en haar echtgenote op verschillende adressen wonen. De Raad kan zich hierin vinden.

Procesverloop

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024. Appellante is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

Overwegingen

OVERWEGINGEN
Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontvangt sinds mei 2020 een AOW (Voetnoot 1)-pensioen naar de norm van een ongehuwde pensioengerechtigde, na het overlijden van haar echtgenoot. Zij is op [datum] 2021 in het huwelijk getreden met [naam] Daarop heeft de Svb het AOW-pensioen herzien per december 2021 en appellante een pensioen naar de norm van een gehuwde pensioengerechtigde toegekend. Appellante meent dat deze herziening onjuist is omdat zij en haar echtgenote niet samenwonen, elkaar een à twee keer per maand zien en hun eigen huishouden en inkomen hebben. Zij zijn financieel zelfstandig.

1.2.

De Svb heeft zowel appellante als haar echtgenote verzocht het formulier woonsituatie in te vullen. Beiden hebben daarop aangegeven nooit op hetzelfde adres te hebben gewoond en dat ook in de toekomst niet te willen. Ze hebben eenmaal per week telefonisch contact en ontmoeten elkaar maximaal éénmaal per maand. Ze gaan per jaar twee weken gezamenlijk op vakantie. Ze hebben geen sleutel van elkaars woning, geen gezamenlijke bankrekening, zijn beiden financieel onafhankelijk en verzorgen elkaar niet bij ziekte. Zij overnachten gemiddeld genomen vijf maal per jaar bij elkaar en presenteren zich naar buiten als vrienden.

1.3.

In het bestreden besluit stelt de Svb dat uit de aangeleverde informatie niet ondubbelzinnig blijkt dat zij een leven leiden als ware zij niet met elkaar gehuwd zijn. Hierbij neemt de Svb aan dat appellante en haar echtgenote elkaar éénmaal per week ontmoeten. Volgens de Svb is er regelmatig contact en ondernemen zij gezamenlijk activiteiten.

Uitspraak van de rechtbank

2.1.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Wel heeft de rechtbank bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Volgens de rechtbank heeft de Svb ten onrechte aangenomen dat er een wekelijkse ontmoeting is, terwijl was aangegeven dat er maximaal éénmaal per maand een ontmoeting is. Verder heeft de Svb geen nader onderzoek ingesteld naar de gezamenlijke activiteiten, de reden van de gescheiden woonsituatie, de toekomstplannen, de eventuele financiële relatie en de mate van contact. Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van een motiveringsgebrek bij het nemen van het bestreden besluit.

2.2.

De rechtbank is vervolgens tot de volgende conclusie gekomen. Appellante heeft de rechtbank, in een nadere verklaring, laten weten dat haar echtgenote de haar toegekende huur en zorgtoeslag op eigen initiatief heeft stopgezet maar daardoor in financiële moeilijkheden is gekomen. Appellante is toen € 500,- per maand aan haar echtgenote gaan overmaken, als bijdrage in de woon- en zorglasten. Hieruit heeft de Svb, ter zitting, de conclusie getrokken dat terecht geen situatie van duurzaam gescheiden leven is aangenomen, een conclusie die door de rechtbank is gevolgd.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad
4.1.

De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om het AOW-pensioen te herzien naar de norm van een gehuwde heeft vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.2.

Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

4.3.

Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a. ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;

b. ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;

c. ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend. (Voetnoot 2)

4.4.

Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Anders dan bij de gezamenlijke huishouding, voor welk bestaan ingevolge het vierde lid van artikel 1 van de AOW, het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning een noodzakelijke voorwaarde is, is voor duurzaam gescheiden leven niet doorslaggevend of de echtgenoten al dan niet samenwonen. Bepalend is het al dan niet verbroken zijn van de echtelijke samenleving. (Voetnoot 3) Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. (Voetnoot 4)

4.5.

Uit de gegevens die door appellante en haar echtgenote zijn aangeleverd, blijkt dat er minder vaak contact is dan door de Svb is aangenomen maar dat er wel wekelijks telefonisch contact is en maximaal een keer per maand een ontmoeting. Verder blijkt dat zij eenmaal per jaar samen op vakantie gaan en dat appellante aan haar echtgenote per maand € 500,- overmaakt zodat deze haar vaste lasten kan betalen. Ook is door appellante een testament opgemaakt, waarin onder andere haar echtgenote een begunstigde is. Daar staat tegenover dat appellante en haar echtgenote geen gezamenlijke eigendommen hebben, geen gezamenlijke bankrekeningen hebben, niet over de sleutel van elkaar woningen beschikken, haar echtgenote niet bijdraagt in de kosten van appellante en haar echtgenote geen testament heeft gemaakt ten gunste van appellante.

4.6.

Zoals uit 4.4 volgt, is de vraag of er sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven een afweging, gebaseerd op de feitelijke situatie, van alle van belang zijnde gegevens. De Raad is van oordeel dat deze afweging leidt tot de conclusie dat appellante niet duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenote. Daarbij is met name van belang de financiële zorg die appellante aan haar echtgenote verleend, de gezamenlijke vakantie en de mate van contact. Dat de financiële zorg niet wederzijds is, is voor deze afweging niet van doorslaggevende betekenis.

Conclusie en gevolgen
4.7.

Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven en dat appellante dus recht heeft op een AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde pensioengerechtigde.

5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.

(getekend) E.E.V. Lenos

(getekend) L.C. van Bentum

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

Voetnoot

Voetnoot 1

Algemene Ouderdomswet.

Voetnoot 2

Uitspraak van 23 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3273.

Voetnoot 3

Uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932.

Voetnoot 4

Uitspraken van de Raad van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093.