Op 9 August 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is AWB- 22_1268, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2022:4634. De plaats van zitting was Breda.
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummer: BRE 22/1268 AOW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de Svb)
(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening van haar recht op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Met het besluit van 22 november 2021 heeft de Svb haar recht op een AOW-uitkering vanaf december 2021 herzien omdat eiseres sinds 11 november 2021 getrouwd is.
1.1
Met het bestreden besluit van 19 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij dat besluit gebleven.
1.2
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
Eiseres heeft op 13 en 14 juli 2022 nadere stukken ingediend.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de Svb.
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de herziening van eiseres recht op een AOW-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De Svb heeft in het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd waarom eiseres een AOW-bedrag voor een gehuwde krijgt. De Svb heeft dit gebrek echter hersteld en heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht eiseres recht op een AOW-uitkering herzien. De rechtbank ziet hierin reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank overweegt vooraf het volgende:
De rechtbank heeft op 13 en 14 juli 2022 aanvullende informatie van eiseres ontvangen. Dit is binnen de 10 dagen termijn als bedoeld in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.1
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om de stukken wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. De stukken zijn niet van die omvang dat (het voorbereiden van) een adequate reactie daarop door de Svb na de ontvangst van de stukken niet mogelijk zou zijn. Overigens heeft de Svb ter zitting daarop gereageerd en geen bezwaar gemaakt tegen het betrekken van de stukken bij de beoordeling van het beroep.
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
Eiseres ontving vanaf 1 mei 2020 van de Svb een alleenstaandenpensioen op grond van de AOW. Op 11 november 2021 is eiseres getrouwd met mevrouw [naam vrouw] . Er is sprake van een gescheiden woonsituatie.
Met het besluit van 22 november 2021 heeft de Svb het AOW-pensioen van eiseres aangepast. Eiseres is namelijk sinds 11 november 2021 getrouwd. Vanaf december 2021 krijgt zij daarom een gehuwdenpensioen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brieven van 13 december 2021 heeft de Svb eiseres en de echtgenote van eiseres het formulier “Onderzoek woonsituatie” toegezonden en hen verzocht dit voor 10 januari 2022 terug te sturen. Beiden hebben het formulier vervolgens ingevuld, ondertekend en retour gezonden.
Vervolgens heeft de Svb het bestreden besluit genomen waarin het bezwaar ongegrond is verklaard. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig is gebleken dat eiseres en haar partner ieder hun eigen leven leiden als waren zij niet met elkaar gehuwd. Eiseres en haar partner hebben regelmatig contact met elkaar en zij ondernemen gezamenlijke activiteiten. De Svb beschouwt hen dan ook niet als duurzaam gescheiden levend.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op 11 november 2021 is getrouwd. Dit betekent dat in beginsel recht bestaat op een pensioen voor een gehuwde. Alleen als sprake is van een duurzaam gescheiden leven wordt hierop een uitzondering gemaakt. (Voetnoot 1) De rechtbank zal daarom beoordelen of eiseres en haar partner duurzaam gescheiden van elkaar leefden.
Is er sprake van een duurzaam gescheiden leven?
6.1
Het criterium ‘duurzaam gescheiden leven’ is uitgewerkt in de rechtspraak. Voor een duurzaam gescheiden leven is vereist dat ieder zijn eigen leven leidt alsof hij niet is gehuwd, of geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, en deze toestand door ten minste één van de partners als bestendig is bedoeld. Na het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt ervan uitgegaan dat de betrokkenen samen gaan leven.
Als dit toch anders is, moet dat duidelijk uit de feiten en omstandigheden blijken. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. (Voetnoot 2)
6.2
Eiseres betoogt dat de Svb de verstrekte gegevens onjuist heeft geïnterpreteerd, is uitgegaan van onjuiste aannames of anders het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. In de motivering van de Svb staat dat eiseres en haar partner elkaar 1 keer per week ontmoeten. Dat is niet correct, want er is aangegeven dat zij elkaar maximaal 1 keer per maand ontmoeten. Van een regelmatig contact is dan ook geen sprake. Deze ontmoetingen en overige contacten zijn niet anders dan de ontmoetingen en contacten met andere vrienden. De gezamenlijke activiteiten beperken zich tot het gezamenlijk eten tijdens de gezamenlijke vakantie (2 weken per jaar) en strekken zich dus niet uit tot andere gezamenlijke activiteiten, zoals door de Svb is gesuggereerd.
6.3
Zoals ter zitting ook door de Svb is erkend, blijkt volgens de rechtbank uit de stukken dat zowel eiseres als haar echtgenote hebben aangegeven dat zij elkaar (maximaal) 1 keer per maand ontmoeten, zodat in zoverre sprake is van een motiveringsgebrek. Daarbij komt dat de Svb geen enkel onderzoek heeft gedaan naar de reden van de gescheiden woonsituatie. Voor het eerst ter zitting is eiseres bevraagd op de toekomstplannen, een eventuele financiële relatie en de mate van contact met haar echtgenote. De rechtbank is van oordeel dat de Svb de formulieren “Onderzoek woonsituatie” niet zonder nader onderzoek te verrichten als motivering aan de herziening ten grondslag heeft mogen leggen, hetgeen ter zitting ook door de Svb is erkend. Het bestreden besluit is in zoverre niet zorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd. Het betoog van eiseres slaagt in zoverre.
6.4
Eiseres heeft in haar e-mailbericht van 13 juli 2022 aan de rechtbank het volgende opgemerkt. De echtgenote van eiseres ontving een huurtoeslag en een zorgtoeslag. Op eigen verzoek zijn beide toeslagen door de echtgenote stopgezet. Op enig moment heeft zij eiseres hierover geïnformeerd. Eiseres heeft toen begin 2022 besloten om aan haar echtgenote maandelijks een bedrag over te maken. Ter zitting heeft eiseres hieraan toegevoegd dat haar echtgenote het moeilijk kreeg door het stopzetten van de toeslagen. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij maandelijks € 500,- bijdraagt in de woon- en zorglasten van haar echtgenote.
6.5
De Svb heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat uit alle feiten tezamen, met name gelet op hetgeen eiseres ter zitting heeft verklaard, niet de conclusie getrokken kan worden dat sprake is van een duurzaam gescheiden leven. Daarbij wijst de Svb met name op de financiële band die bestaat en de mate van contact tussen eiseres en haar echtgenote, waaruit ook een zekere mate van zorg zou spreken. De Svb ziet, gelet op hetgeen ter zitting is besproken, geen reden tot nader onderzoek.
6.6
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank onderkent dat eiseres en haar echtgenote altijd apart van elkaar gewoond hebben, niet van plan zijn om samen te gaan wonen en dat zij in beperkte mate contact met elkaar hebben. Evenwel heeft de Svb terecht geoordeeld dat de bestaande mate van financiële verstrengeling tussen eiseres en haar echtgenote aan duurzaam gescheiden leven in de weg staat. Eiseres betaalt immers naar eigen zeggen haar echtgenote maandelijks een bedrag van € 500,- als tegemoetkoming in de woon- en zorglasten. De rechtbank merkt dit aan als een substantiële en structurele bijdrage. Dit is een vorm van zorg van eiseres aan haar echtgenote. Ook heeft eiseres naar eigen zeggen een testament laten opstellen waarin haar echtgenote (en haar broer) als begunstigde wordt aangewezen. Zoals ter zitting ook door eiseres is verklaard, kunnen zij op die manier profiteren van financiële voordelen van het huwelijk, zoals in fiscale en erfrechtelijke zin. De rechtbank acht de financiële verstrengeling dermate dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Dat eiseres en haar echtgenote niet over elkaars huissleutel beschikken, geen gezamenlijke bankrekening hebben en dat geen sprake is van gezamenlijk eigendom, maakt het voorgaande niet anders.
6.7
Gelet op het voorgaande heeft de Svb terecht eiseres recht op een AOW-uitkering herzien. De rechtbank oordeelt dat de Svb ter zitting deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiseres een AOW-bedrag voor een gehuwde krijgt. Hiermee heeft de Svb het onder 6.3 geconstateerde gebrek hersteld.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand. Dit omdat de Svb het gebrek heeft hersteld en terecht eiseres recht op een AOW-uitkering heeft herzien. Dat betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet de Svb het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 januari 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat de Svb het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier, op 9 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
1. Deze wet kent een bruto-ouderdomspensioen voor:
de ongehuwde pensioengerechtigde;
de gehuwde pensioengerechtigde.
(..)
5. De bruto-ouderdomspensioenen worden zodanig vastgesteld, dat na aftrek van de in te houden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, rekening houdend met de toepasselijke heffingskortingen voor een persoon van de pensioengerechtigde leeftijd en ouder, en van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet:
het netto-ouderdomspensioen per maand van een pensioengerechtigde als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gelijk is aan 70% van het netto-minimumloon per maand;
het netto-ouderdomspensioen per maand van een pensioengerechtigde als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, gelijk is aan 50% van het netto-minimumloon per maand.
1. Het ouderdomspensioen wordt door de Sociale verzekeringsbank ingetrokken of herzien, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.
(..)
Artikel 17a1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15, tweede lid, of 49, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen;
b. indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 15, tweede lid, of 49, ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op ouderdomspensioen bestaat.
Voetnoot
Voetnoot 1
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, en artikel 9, eerste lid en vijfde lid van de AOW
Voetnoot 2
CRvB 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:822