Gerechtshof Amsterdam, hoger beroep civiel recht overig

ECLI:NL:GHAMS:2024:363

Op 13 February 2024 heeft de Gerechtshof Amsterdam een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 200.336.308/01, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:GHAMS:2024:363. De plaats van zitting was Amsterdam.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
200.336.308/01
Datum uitspraak:
13 February 2024
Datum publicatie:
22 February 2024
Advocaat:
mr. L.N. Huizenga te Amsterdam.
Formele relaties:

Indicatie

Verlenging schuldsaneringsregeling ondanks toerekenbaar tekortschieten in nakoming verplichtingen gedurende de looptijd; gedeeltelijke vrijstelling reguliere afdrachtverplichting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.336.308/01

insolventienummer rechtbank : C/15/20/145 R

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 februari 2024

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

advocaat: mr. L.N. Huizenga te Amsterdam.

1
Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [appellante] genoemd.

[appellante] is bij op 5 januari 2024 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 28 december 2023, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] heeft beëindigd zonder haar de zogenoemde schone lei te verlenen (hierna: het vonnis waarvan beroep).

Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 6 februari 2024. Bij die behandeling is [appellante] verschenen, bijgestaan door mr. L.N. Huizenga voorgenoemd, die het beroepschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de bewindvoerder, mr. K.A. Martijnse (hierna: de bewindvoerder), verschenen.

Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en de namens [appellante] op 31 januari 2024 en 5 februari 2024 nader overgelegde stukken. [appellante] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

Overwegingen

2
Beoordeling
2.1

[appellante] heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen teneinde [appellante] de gelegenheid te geven de boedelachterstand overeenkomstig een plan van aanpak in te lopen. Daartoe heeft [appellante] samengevat het volgende aangevoerd. [appellante] was arbeidsongeschikt toen zij op 13 oktober 2020 werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Omdat zij volgens de bewindvoerder een te dure huurwoning bewoonde, moest zij op zoek naar een goedkopere woning. Deze verhuisplicht was echter niet realistisch. [appellante] was niet duurzaam arbeidsongeschikt en zou op termijn weer een goed salaris gaan verdienen. [appellante] kwam gezien haar (te hoge) inkomen ook niet in aanmerking voor een sociale huurwoning. De verhuisplicht drukte zwaar op [appellante] . Om een gedwongen verhuizing te voorkomen is zij weer gaan werken terwijl zij eigenlijk nog arbeidsongeschikt was. De werkdruk was hoog en [appellante] heeft in de afgelopen twee jaar nauwelijks verlof kunnen opnemen. Zij heeft ook lange periodes in het buitenland gezeten voor werk. Bij thuiskomst had zij niet de energie om volledig aan de informatieverplichting te voldoen. De bewindvoerder heeft [appellante] erop gewezen dat zij haar verplichtingen niet nakwam, maar zij is nimmer opgeroepen voor verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris. Er is ook nooit een beëindigingszitting gepland, terwijl dat een wake-up call zou zijn geweest voor [appellante] . Daarbij is [appellante] ook niet gewezen op de mogelijkheid om hulp - bijvoorbeeld door middel van beschermingsbewind - in te schakelen. Inmiddels is [appellante] bezig met het aanvragen van beschermingsbewind. Zij heeft daarnaast verlof kunnen opnemen en haar werkgever heeft twee nieuwe werknemers aangenomen die de werkdruk moeten verlichten. [appellante] is ervan overtuigd dat zij door deze omstandigheden meer ruimte heeft om haar administratie op orde te krijgen en haar betalingsverplichtingen stipt na te komen. [appellante] erkent dat zij gedurende de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Deze schulden heeft zij echter inmiddels volledig afbetaald. [appellante] erkent ook dat sprake is van een boedelachterstand van € 20.271,44. [appellante] heeft een plan van aanpak overgelegd dat mr. Huizenga ter zitting heeft toegelicht. Dit plan komt erop neer dat [appellante] maandelijks € 1.184,09 kan voldoen om de boedelachterstand in te lopen met dien verstande dat de reguliere boedelafdracht, behoudens salaris bewindvoerder, gedurende de verlenging komt te vervallen. [appellante] is op grond van al het voorgaande van mening dat de beslissing van de rechtbank niet in stand kan blijven.

2.2

De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep het volgende naar voren gebracht.

[appellante] werkt hard, toont inzet en heeft een goed inkomen (€ 3.637,84 per maand). De nieuw ontstane schulden zijn inderdaad afbetaald. De boedelachterstand vormt de kern van het probleem, maar die kan worden ingelopen gedurende een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder is van mening dat deze laatste kans [appellante] niet ontnomen moet worden. [appellante] heeft zich niet altijd even goed aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen gehouden, maar dat was mogelijk anders geweest als eerder een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris was gepland. Dit is niet gebeurd omdat de bewindvoerder verwachtte dat de achterstand op tijd ingelopen zou worden. Het aanvragen van beschermingsbewind is belangrijk om het plan om de boedelachterstand in te lopen in goede banen te leiden.

2.3

Het hof overweegt als volgt. Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.

2.4

Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatieverplichting niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Het hof is van oordeel dat [appellante] is tekortgeschoten in deze uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, zoals door [appellante] ook is erkend.

2.5

Bovengenoemde tekortkomingen leiden in beginsel ertoe dat de schuldsaneringsregeling moet worden beëindigd zonder dat de zogenoemde schone lei wordt verleend, zoals de rechtbank heeft geoordeeld. Niettemin ziet het hof in het verhandelde ter zitting in hoger beroep aanleiding de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen overeenkomstig het door mr. Huizenga voorgestelde plan, met dien verstande dat de regeling wordt verlengd met de maximale termijn van 24 maanden en dat [appellante] enkel wordt vrijgesteld van de reguliere afdrachtverplichting gedurende de termijn waarin de boedelachterstand wordt ingelopen. Nadat de boedelachterstand is ingelopen, herleeft de reguliere afdrachtplicht voor de resterende verlengde termijn van de schuldsaneringsregeling.

2.6

Het hof heeft de volgende omstandigheden in het bijzonder meegewogen. [appellante] heeft erkend kwalijk te hebben gehandeld en zij heeft zich gemotiveerd getoond om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het plan van mr. Huizenga haalbaar is en tot een oplossing van de boedelachterstand kan leiden. Ook heeft de bewindvoerder erkend dat het plannen van een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris in een vroeger stadium van de schuldsaneringsregeling wellicht tot een beter resultaat van de regeling had kunnen leiden. Verder heeft [appellante] een stabiel inkomen en heeft zij de nieuwe schulden al afbetaald. Ten slotte weegt het hof mee dat de schuldeisers een groot belang hebben bij het inlopen van de boedelachterstand. In dit kader stelt het hof vast dat de totale schuldenlast van [appellante] € 137.967,89 bedraagt en dat [appellante] thans - volgens opgave van de bewindvoerder - een bedrag van € 20.091,57 heeft gespaard voor de schuldeisers, hetgeen 14,56% van de totale schuldenlast behelst. Door het voortzetten van de schuldsaneringsregeling zal de boedel bij het eindigen van de regeling (na verlenging met 24 maanden) ten minste € 40.363,01 bevatten en daarmee op bijna 30% van de totale schuldenlast komen. Bovendien zal [appellante] naar verwachting in staat zijn (nog) meer baten voor de boedel te verwerven gedurende de verlenging van de schuldsaneringsregeling, aangezien zij de boedelachterstand bij stipte maandelijkse afdracht van de volledige afloscapaciteit in minder dan 24 maanden kan inlopen en de reguliere afdrachtverplichting voor de resterende termijn herleeft. Ter zitting in hoger beroep is voorts gebleken dat de bewindvoerder niet was ingelicht over het toegenomen inkomen van de meerderjarige, inwonende zoon van [appellante] . Het hof verwacht dat [appellante] alsnog alle benodigde informatie over het inkomen van haar zoon aan de bewindvoerder verstrekt, zodat eventueel een nieuwe vtlb-berekening kan worden gemaakt. Alles afwegende is het hof van oordeel dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellante] dient te worden verlengd met de maximale termijn van 24 maanden.

2.7

Bij een verlenging van de schuldsaneringsregeling blijven normaliter alle verplichtingen, waaronder de reguliere afdrachtverplichting, onverkort van toepassing. Het hof ziet in de hiervoor onder 2.6 weergegeven omstandigheden aanleiding [appellante] tijdelijk vrij te stellen van de reguliere maandelijkse afdrachtverplichting gedurende de verlenging totdat de boedelachterstand is ingelopen, behoudens salaris bewindvoerder dat te allen tijde verschuldigd blijft, teneinde haar in staat te stellen het onder 2.6 beschreven resultaat voor de boedel te bewerkstelligen en gedurende de resterende periode van de schuldsaneringsregeling zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Het hof wijst [appellante] er daarbij op dat zij gedurende de verlenging van de schuldsaneringsregeling al het inkomen boven het door de bewindvoerder (opnieuw) berekende vrij te laten bedrag maandelijks stipt op de boedelrekening zal moeten overmaken (ook als dit bedrag hoger is dan het maandelijkse bedrag van € 1.184,09 waar het plan van aanpak vanuit gaat). Deze maandelijkse afdracht (minus het salaris van de bewindvoerder) strekt tot het inlopen van de boedelachterstand. Zodra de boedelachterstand is ingelopen, herleeft de afdrachtverplichting, die zal voortduren tot het einde van de verlengde schuldsaneringstermijn, zodat gedurende de verlenging een extra bedrag voor de schuldeisers wordt gespaard, hetgeen een compensatie is voor de omstandigheid dat [appellante] zich in de reguliere looptijd van de schuldsanering niet aan alle verplichtingen heeft gehouden.

2.8

[appellante] dient zich te realiseren dat haar hiermee een bijzondere kans wordt gegeven om uit haar schuldenpositie te komen. Het hof wijst haar erop dat tijdens het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing blijven, voor zover hiervoor niet anders is vermeld, en dat zij zich aan al haar verplichtingen moet houden die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien. Het hof gaat er vanuit dat [appellante] tot dit doel - zoals zij ter zitting heeft verklaard - beschermingsbewind zal aanvragen. Na afloop van de verlengde termijn zal bekeken moeten worden of [appellante] daadwerkelijk alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren is nagekomen en of aan haar de schone lei kan worden verleend.

2.9

Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

3
Beslissing

Het hof:

- vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling met in totaal 24 maanden, derhalve tot 13 oktober 2025, en bepaalt dat [appellante] gedurende de verlenging in het kader van de afdrachtverplichting slechts het bewindvoerderssalaris zal zijn verschuldigd tot het moment dat de boedelachterstand is ingelopen, waarna de afdrachtverplichting in volle omvang herleeft tot het einde van de termijn is bereikt (zoals in r.o. 2.7 nader is toegelicht);

- verstaat dat de rechtbank te zijner tijd bij gelegenheid van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog zal bepalen of aan [appellante] de zogenoemde schone lei wordt verleend.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, R.J.Q. Klomp en N. Huurdeman en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.

Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.