Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken civiel recht overig
ECLI:NL:HR:2024:1489
Op 18 October 2024 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 23/02258, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:1489.
Advocaat:
M.J. van Basten Batenburg
Indicatie
Art. 81 lid 1 RO. Pensioenrecht. Rechtsverwerking. Werkgever wijzigt in 2014 eenzijdig premielastverdeling ten nadele van werknemers. Hebben werknemers die niet tegen werkgever hebben geprocedeerd hun recht verwerkt?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/02258
Datum 18 oktober 2024
1. [werknemer 1],
wonende te [woonplaats],
2. [werknemer 2],
wonende te [woonplaats],
3. [werknemer 3],
wonende te [woonplaats],
4. [werknemer 4],
wonende te [woonplaats],
5. [werknemer 5],
wonende te [woonplaats],
6. [werknemer 6],
wonende te [woonplaats],
7. [werknemer 7],
wonende te [woonplaats],
8. [werknemer 8],
wonende te [woonplaats],
9. [werknemer 9],
wonende te [woonplaats],
10. [werknemer 10],
wonende te [woonplaats],
11. [werknemer 11],
wonende te [woonplaats],
12. [werknemer 12],
wonende te [woonplaats],
13. [werknemer 13],
wonende te [woonplaats],
14. [werknemer 14],
wonende te [woonplaats],
15. [werknemer 15],
wonende te [woonplaats],
16. [werknemer 16],
wonende te [woonplaats], België,
17. [werknemer 17],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Werknemers,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
[werkgever] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Werkgever,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp.
Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 7503650 CV EXPL 19-786 van de rechtbank Limburg van 23 december 2020;
b. het arrest in de zaak 200.293.775/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 maart 2023.
Werknemers hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.Werkgever heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Werkgever mede door A.L. Laan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep. De advocaat van Werknemers heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
Overwegingen
2
Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Werknemers in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Werkgever begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Werknemers deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 18 oktober 2024.