Hoge Raad, cassatie civiel recht overig
ECLI:NL:HR:2024:1075
Op 12 July 2024 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 24/00631, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:1075.
Indicatie
Wvggz. Zorgmachtiging. art. 6:4 Wvggz. Was medisch onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk? Cassatie na terugwijzing (HR 15 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1220).
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 24/00631
Datum 12 juli 2024
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn beschikking in de zaak 23/01586, ECLI:NL:HR:2023:1220 van 15 september 2023 en de beschikking in de zaak C/13/727535 FA RK 22-8304 van de rechtbank Amsterdam van 22 november 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2
Uitgangspunten en feiten
2.1
In dit geding gaat het om de vraag of een medisch onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was.
2.2
De Hoge Raad verwijst voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan naar rov. 2.1-2.3 van zijn hiervoor onder 1 genoemde beschikking.
2.3
Na de terugwijzing van het geding heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend. Voor zover in cassatie van belang heeft de rechtbank als volgt overwogen:
“2.6. De rechtbank stelt vast dat betrokkene ook bij de zitting van 1 november 2023 na terugverwijzing niet op de rechtbank is verschenen. Deze keer heeft hij de advocaat gemachtigd om namens hem een standpunt in te nemen. Daarnaast is uiteindelijk tijdens de zitting ook nog uitvoerig telefonisch contact geweest met betrokkene. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de omissie van de vernietigde beschikking hiermee is verholpen.
2.7.
Daarmee komt de rechtbank bij het verweer dat door de advocaat van betrokkene (…) is gevoerd dat in januari 2023 is beslist tot toewijzing van het verzoek op basis van een (…) medische verklaring die is opgesteld door een psychiater die niet uit eigen waarneming betrokkene heeft onderzocht en dat het de vraag is of betrokkene wel thuis was. Dit betekent dat het verzoek alsnog moet worden afgewezen, aldus de advocaat.
2.8.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de psychiater de betrokkene met het oog op de door hem af te geven medische verklaring – behoudens in noodsituaties – persoonlijk dient te onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. Indien een persoonlijk onderzoek niet mogelijk is, dient de psychiater in zijn verklaring te verantwoorden waarom hij de betrokkene niet of slechts in beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij, mede aan de hand van verkregen informatie van derden, niettemin tot de conclusie komt dat ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze “formele vereisten” is voldaan, nu uit de medische verklaring blijkt dat een persoonlijk onderzoek niet mogelijk was en de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring kort heeft verantwoord waarom hij betrokkene niet heeft kunnen onderzoeken, te weten dat betrokkene zowel op woensdag 21 december als donderdag 22 december 2022 om 09.00 uur niet heeft open gedaan. Betrokkene was vooraf schriftelijk geïnformeerd over het bezoek op 22 december 2022. Informatie van twee buurvrouwen van betrokkene, zijn zus, zijn bewindvoerder en de ambulant psychiater van betrokkene zijn vervolgens ten grondslag gelegd aan de conclusie van de onafhankelijk psychiater dat is voldaan aan de vereisten voor het verlenen van verplichte zorg. Ter zitting van 1 november 2023 is door de arts meegedeeld dat de gesprekken met de buren van betrokkene die in de medische verklaring zijn opgenomen, zijn gevoerd in december 2022 toen gesprekken met betrokkene niet lukten. Volgens de buren hadden zij de avond daarvoor wel wat gehoord en betrokkene ’s ochtends nog gezien. De arts heeft hier ter zitting nog aan toegevoegd dat er al sinds 2021 geprobeerd is hulp te verlenen aan betrokkene. In oktober 2022 bleek dat betrokkene heel psychotisch overkwam bij een zitting inzake curatele waar ook iemand van de zorgaanbieder aanwezig was. Toen daarna weer geen contact met betrokkene kon worden verkregen, is besloten om een zorgmachtiging te vragen.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten die aan een medische verklaring kunnen worden gesteld. De rechtbank overweegt hierbij tevens dat de medische verklaring, die is opgemaakt op 23 december 2022, ten tijde van de zitting van 20 januari 2023 voldoende actueel was.”
Overwegingen
3
Beoordeling van het middel
3.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het oordeel van de rechtbank (in rov. 2.9-2.10) dat voldaan is aan de vereisten die aan een medische verklaring kunnen worden gesteld, onbegrijpelijk is. Het betoogt onder meer dat betrokkene niet op de hoogte was van het bezoek van de psychiater en dat betrokkene niet persoonlijk door de psychiater is onderzocht.
3.2
De psychiater dient het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. (Voetnoot 1)
3.3.1
In dit geval heeft de psychiater geen contact gehad met de betrokkene, en hem dus ook niet medisch onderzocht. In de medische verklaring is toegelicht dat betrokkene niet onderzocht kon worden, omdat hij op twee op elkaar volgende dagen de deur niet heeft opengedaan, terwijl hij over het laatste bezoek schriftelijk was geïnformeerd. Ter zitting is meegedeeld dat, toen geen contact met betrokkene kon worden gemaakt, gesprekken met de buren zijn gevoerd, die in de medische verklaring zijn opgenomen, en dat de buren verklaarden dat zij daarvoor wel wat hadden gehoord en in de ochtend betrokkene nog hadden gezien.
3.3.2
De hiervoor in 3.3.1 vermelde omstandigheden kunnen het oordeel dat in dit concrete geval een medisch onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was, niet dragen. De hierop gerichte klachten van onderdeel 1 slagen dus. In het bijzonder kan uit deze omstandigheden niet worden afgeleid dat betrokkene thuis was, maar niet opendeed en dus kennelijk weigerde om aan een onderzoek mee te werken. Dat buren betrokkene de avond ervoor hadden gehoord en dat hij in de ochtend nog was gezien, leidt niet tot de conclusie dat betrokkene thuis was op het moment dat de psychiater bij de woning van betrokkene aanbelde. Bij het voorgaande is voorts van belang dat betrokkene ter zitting van 1 november 2023 telefonisch heeft verklaard dat hij de voorafgaande schriftelijke informatie over het bezoek van de psychiater niet heeft ontvangen, dat hij niet op de hoogte was van het geplande bezoek en dat hij in de genoemde periode wisselend bij vrienden verbleef.
3.4
De overige klachten van de middelen kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 november 2023;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 12 juli 2024.
Voetnoot
Voetnoot 1
Zie onder meer HR 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:789, rov. 3.3.