Parket bij de Hoge Raad, personen- en familierecht

ECLI:NL:PHR:2024:408

Op 10 April 2024 heeft de Parket bij de Hoge Raad een procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 24/00631, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:PHR:2024:408.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
24/00631
Datum uitspraak:
10 April 2024
Datum publicatie:
9 April 2024
Advocaat:
mr. G.E.M. Later

Indicatie

Wvggz. Cassatie na verwijzing (HR 21 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1220). Rechtbank verleent (inmiddels vervallen) zorgmachtiging. Art. 6:4 Wvggz; medische verklaring waarbij psychiater betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht.

Uitspraak

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/00631

Zitting 10 april 2024

CONCLUSIE

M.L.C.C. Lückers

In de zaak

[betrokkene] ,

verzoeker tot cassatie,

(hierna ook: betrokkene),

advocaat: mr. G.E.M. Later,

tegen

de officier van justitie in het arrondissementsparket Amsterdam,

verweerder in cassatie,

niet verschenen.

In deze Wvggz-zaak wordt geklaagd dat de rechtbank een stoornis en ernstig nadeel heeft aangenomen op basis van een niet actuele (medische) verklaring, die is opgesteld door een psychiater die betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht en zonder dat duidelijk is waar die informatie vandaan komt.

Procesverloop

1
Feiten en procesverloop
1.1

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) op 30 december 2022, heeft de officier van justitie ten aanzien van betrokkene verzocht om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij dat verzoekschrift is onder meer een medische verklaring overgelegd die op 23 december 2022 is ondertekend door een niet bij de behandeling betrokken psychiater. De officier van justitie heeft voorgesteld – voor de in het verzoekschrift aangegeven duur – daarin de volgende vormen van verplichte zorg op te nemen:- Toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;- Beperken van de bewegingsvrijheid;- Insluiten;- Uitoefenen van toezicht op betrokkene;- Controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;- Opnemen in een accommodatie.

1.2

Bij beschikking van 20 januari 2023 heeft de rechtbank de verzochte machtiging verleend tot en met 20 juli 2023.

1.3

Bij beschikking van 15 september 2023 heeft de Hoge Raad voormelde beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. (Voetnoot 1)

1.4

De rechtbank heeft bij beschikking van 22 november 2023 een zorgmachtiging verleend en bepaald dat de machtiging geldt tot en met uiterlijk 20 juli 2023.

1.5

De rechtbank heeft daartoe overwogen:

“2.7. Daarmee komt de rechtbank bij het verweer dat door de advocaat van betrokkene tijdens de zitting van 1 november 2023 is gevoerd dat in januari 2023 is beslist tot toewijzing van het verzoek op basis van een niet actuele medische verklaring die is opgesteld door een psychiater die niet uit eigen waarneming betrokkene heeft onderzocht en dat het de vraag is of betrokkene wel thuis was, Dit betekent dat het verzoek alsnog moet worden afgewezen, aldus de advocaat.

2.8.

Uit vaste jurisprudentie volgt dat de psychiater de betrokkene met het oog op de door hem af te geven medische verklaring - behoudens in noodsituaties - persoonlijk dient te onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. Indien een persoonlijk onderzoek niet mogelijk is, dient de psychiater in zijn verklaring te verantwoorden waarom hij de betrokkene niet of slechts in beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij, mede aan de hand van verkregen informatie van derden, niettemin tot de conclusie komt dat ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg.

2.9.

De rechtbank is van oordeel dat aan deze “formele vereisten” is voldaan, nu uit de medische verklaring blijkt dat een persoonlijk onderzoek niet mogelijk was en de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring kort heeft verantwoord waarom hij betrokkene niet heeft kunnen onderzoeken, te weten dat betrokkene zowel op woensdag 21 december als donderdag 22 december 2022 om 09.00 uur niet heeft open gedaan. Betrokkene was vooraf schriftelijk geïnformeerd over het bezoek op 22 december 2022. Informatie van twee buurvrouwen van betrokkene, zijn zus, zijn bewindvoerder en de ambulant psychiater van betrokkene zijn vervolgens ten grondslag gelegd aan de conclusie van de onafhankelijk psychiater dat is voldaan aan de vereisten voor het verlenen van verplichte zorg. Ter zitting van 1 november 2023 is door de arts meegedeeld dat de gesprekken met de buren van betrokkene die in de medische verklaring zijn opgenomen, zijn gevoerd in december 2022 toen gesprekken met betrokkene niet lukten. Volgens de buren hadden zij de avond daarvoor wel wat gehoord en betrokkene ’s ochtends nog gezien. De arts heeft hier ter zitting nog aan toegevoegd dat er al sinds 2021 geprobeerd is hulp te verlenen aan betrokkene. In oktober 2022 bleek dat betrokkene heel psychotisch overkwam bij een zitting inzake curatele waar ook iemand van de zorgaanbieder aanwezig was. Toen daarna weer geen contact met betrokkene kon worden verkregen, is besloten om een zorgmachtiging te vragen.

2.10.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten die aan een medische verklaring kunnen worden gesteld. De rechtbank overweegt hierbij tevens dat de medische verklaring, die is opgemaakt op 23 december 2022, ten tijde van de zitting van 20 januari 2023 voldoende actueel was. 2.11. De rechtbank overweegt, gelet hierop, als ook op de stukken en hetgeen tijdens de zittingen van 20 januari 2023 en 1 november 2023 is besproken, in navolging en met overneming van de daarin vermelde gronden van de beschikking van 20 januari 2023, het volgende.

2.12.

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene ten tijde van het verlenen van de zorgmachtiging op 20 januari 2023 leed aan een psychische stoornis, in de vorm van psychotisch toestandsbeeld in het kader van middelengebruik (amfetamine in de vorm van crystal meth). De rechtbank is van oordeel dat het middelengebruik van betrokkene van zodanige ernst is dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed dat betrokkene het veroorzaakte nadeel niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis zijn nadeelvolle daden overwegend beheerst. Betrokkene is in enkele jaren fors afgegleden. Hij veroorzaakt overlast in de thuissituatie door onder andere ‘s nachts te schreeuwen, spullen naar beneden te gooien en in het trappenhuis te urineren. Daarnaast isoleert hij zich, heeft hij financiële problemen en lukt het de hulpverlening al een jaar niet om bij hem binnen te komen. Er is in het verleden meerdere keren geprobeerd om betrokkene te behandelen voor zijn verslaving, maar deze behandelingen zijn niet van de grond gekomen vanwege aanhoudend middelengebruik en toenemende achterdocht. De zus en moeder van betrokkene maken zich zorgen. Betrokkene heeft sinds februari vorig jaar een curator. De lasten van betrokkene zijn hoger dan zijn inkomsten waardoor zijn spaargeld maandelijks minder wordt en zijn woning mogelijk verkocht zal moeten worden. Er dreigt dus dakloosheid. De rechtbank begrijpt dat er eerst geprobeerd gaat worden om het gesprek aan te gaan met betrokkene en gekeken zal worden of hij medicatie wil innemen. Als dit niet gelukt, zal worden overgegaan tot een opname.

2.13.

Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:

- ernstige verwaarlozing;

- ernstige psychische schade;

- maatschappelijke teloorgang;

- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.”

1.6

Namens betrokkene is – tijdig – beroep in cassatie ingesteld. Namens de officier van justitie is geen verweerschrift ingediend.

2
Bespreking van het cassatiemiddel
2.1

Het middel bevat twee onderdelen en richt zich tegen de overwegingen 2.7 tot en met 2.10. Het middel voldoet op sommige onderdelen niet aan de eisen van art. 426a lid 2 Rv, voornamelijk omdat de vereiste bepaaldheid en precisie waaraan cassatieklachten moeten voldoen, ontbreken. Ik zal desalniettemin proberen de klachten te duiden.

2.2

Onderdeel I is gericht tegen rov. 2.9 en 2.10 en klaagt – zo begrijp ik - dat het oordeel van de rechtbank dat voldaan is aan de vereisten die aan een medische verklaring kunnen worden gesteld, onbegrijpelijk is. Volgens het onderdeel wist betrokkene niet dat de psychiater op bezoek zou komen. Ook is betrokkene niet persoonlijk onderzocht door de psychiater en heeft de psychiater gebruik gemaakt van gegevens waarvan niet blijkt dat die de actuele situatie betreffen. De rechtbank zou onjuiste informatie weergeven over de behandeling in hoger beroep van een beschikking tot instelling mentorschap.

2.3

Voor zover het middel klaagt dat de rechtbank niet van de medische verklaring mocht uitgaan, nu betrokkene niet persoonlijk is onderzocht, geldt het volgende. De psychiater heeft in de medische verklaring (Voetnoot 2) verantwoord waarom hij de betrokkene niet of slechts in beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij, mede aan de hand van verkregen informatie van derden, niettemin tot de conclusie komt dat ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de wettelijke vereisten voor gedwongen zorg. Een en ander strookt met de rechtspraak van het EHRM, waarin is overwogen dat de precieze vorm en procedure kunnen afhangen van de omstandigheden, en dat in voorkomend geval mag worden volstaan met een onderzoek aan de hand van het dossier ten aanzien van de betrokkene, bijvoorbeeld indien deze weigert mee te werken aan een medisch onderzoek. (Voetnoot 3)

2.4

In die gevallen waarin een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet mogelijk is zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. (Voetnoot 4) Een psychiatrisch onderzoek kan in dat geval (mede) bestaan uit informatie verkregen uit het medisch dossier, van de huisarts of behandelaar(s), de betrokken hulpverleners of anderen (heteroanamnese), waarbij ook gelet kan worden op psychiatrische voorgeschiedenis, politiemutaties (Voetnoot 5), eventueel middelengebruik en sociale aspecten (familie, werk, financiële situatie) en andere mogelijk op de geestestoestand van invloed zijnde factoren. (Voetnoot 6)

2.5

De psychiater heeft tweemaal gepoogd betrokkene persoonlijk te onderzoeken. Het laatste bezoek is aan betrokkene vooraf schriftelijk aangekondigd. (Voetnoot 7) Hoewel betrokkene stelt die brief niet te hebben ontvangen en in die periode wisselend bij vrienden te zijn gebleven, blijkt uit de feiten en omstandigheden niet dat betrokkene bereid was mee te werken aan het onderzoek. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene de deur niet open heeft gedaan waardoor de psychiater daarna gekozen heeft voor het alternatief dat zo veel mogelijk recht doet aan de belangen van de betrokkene, namelijk het gesprek aangaan met derden uit zijn omgeving, onder wie buren, zijn zus, de bewindvoerder en de ambulant psychiater over zijn toestand. De buren, die blijkens de medische verklaring d.d. 23 december 2022 rubriek 4a op woensdag 21 en donderdag 22 december 2022 zijn gehoord, (Voetnoot 8) hebben actuele gegevens kunnen verstrekken over het gedrag van betrokkene, zoals de overlast door het recent vernielen van een elektronische installatie in het trappenhuis, spullen van de trap naar beneden gooien, urineren in de centrale hal, nachtelijk geschreeuw, etc. Dat niet is opgenomen wanneer de overige derden in de medische verklaring, de zus, de bewindvoerder en de ambulant psychiater zijn gehoord, doet niets af aan de inhoud van die verklaringen. Betrokkene weigert contact met de buitenwereld, hetgeen ook een symptoom is van een paranoïde psychotische belevenis, (Voetnoot 9) en de onafhankelijke psychiater is op basis van de verklaringen van personen in zijn omgeving en op basis van zijn uitgebreide voorgeschiedenis met middelengebruik (Voetnoot 10) tot het oordeel gekomen dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat een ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend.

2.6

In het licht van de inhoud van de medische verklaring, de wijze waarop dat onderzoek heeft plaatsgevonden en de toelichting van de psychiater ter zitting van 1 november 2023, is het mijns inziens niet onbegrijpelijk dat de rechtbank de medische verklaring heeft gevolgd, althans op basis van de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting (zie rov. 2.9), tot haar oordeel is gekomen. De rechter is in het algemeen niet tot nadere motivering gehouden dan dat het oordeel van de deskundige hem overtuigend voorkomt indien er geen specifieke bezwaren van de betrokkene zijn die een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de zienswijze van de (medische) deskundige. (Voetnoot 11) De rechter in een Wvggz-procedure kan en zal vaak in belangrijke mate moeten afgaan op het oordeel van de medische deskundigen, onder wie de onafhankelijke psychiater. Het middel miskent dat de rechtbank ten tijde van het nemen van de beslissing geen concrete reden had om de betrouwbaarheid van (het onderzoek in) de medische verklaring in twijfel te trekken. Met betrekking tot de actualiteit van de gegevens geldt dat de psychiater in de medische verklaring heeft vermeld dat de informatie van de buren over het gedrag van betrokkene actueel was, hetgeen door de psychiater ter zitting van 1 november 2023 is bevestigd. Voor het overige geldt dat het aan de rechtbank, als rechter die over de feiten oordeelt, is om te beoordelen in hoeverre verklaringen en overgelegde stukken overtuigend (en in die zin betrouwbaar) zijn en kunnen dienen als basis voor de motivering van het oordeel. Het onderdeel faalt dan ook.

2.7

Onderdeel II richt zich tegen de rov. 2.11 tot en met 2.19 en voornamelijk tegen rov. 2.12. Geklaagd wordt - zo begrijp ik - dat de rechtbank niet kon oordelen dat het middelengebruik van betrokkene dusdanig is dat het denken, voelen, willen en doelgericht handelen zo ingrijpend worden beïnvloed dat betrokkene het veroorzaakte nadeel niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis zijn nadeelvolle daden overwegend beheerst. Nergens blijkt dat betrokkene verslaafd is ten tijde van de eerdere beslissing op 23 januari 2023. Daarnaast klaagt het onderdeel dat de overwegingen niet gebaseerd zijn op de aanwezige stukken en is het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk.

2.8

De rechtbank heeft in rov. 2.12. op basis van de medische verklaring vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van middelengebruik (amfetamine in de vorm van crystal meth). In de medische verklaring is de psychiater in rubriek 4e tot de diagnose ‘psychotische stoornis door amfetamine’ gekomen. Uit de hetero anmnese van de ambulant psychiater blijkt dat betrokkene crystal meth gebruikt. Ook uit het zorgplan (rubriek 3a) blijkt dat betrokkene in 2021 in zorg is geweest bij [A] , [B] , [C] en [D] voor gebruik van crystal meth en is het [E] in 2022 tot het oordeel gekomen dat nog sprake was van een floride psychotisch beeld. Vervolgens is nader gemotiveerd waarom die stoornis van zodanige ernst is dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed dat betrokkene het veroorzaakte nadeel niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis zijn nadeelvolle daden overwegend beheerst, door te wijzen op onder meer overlast in de thuissituatie, het zichzelf isoleren door niet open te doen voor familie en hulpverleners, weigeren van hulpverlening in het verleden door aanhoudend middelengebruik en toenemende achterdocht, financiële problemen, dreigende dakloosheid, etc. (Voetnoot 12) In rov. 2.13 heeft de rechtbank overwogen dat de stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstige verwaarlozing, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk.

2.9

Het onderdeel miskent dat ernstig nadeel in de zin van de Wvggz op grond van art. 1:1 lid 2 Wvggz niet alleen ziet op het bestaan daarvan, maar ook omvat “het aanzienlijk risico op” ernstig nadeel. In het licht van het dossier (Voetnoot 13) en de voorgeschiedenis van betrokkene met betrekking tot zijn middelengebruik is het oordeel van de rechtbank dat sprake is van (een aanzienlijk risico op) ernstig nadeel door gedrag als gevolg van een psychische stoornis niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd. Voor het overige is ook dit oordeel feitelijk van aard, zodat het in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst.

2.10

Nu de onderdelen falen, dient het cassatieberoep te worden verworpen.

3
Conclusie

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden

A-G

Voetnoot

Voetnoot 1

ECLI:NL:HR:2023:1220.

Voetnoot 2

Zie de medische verklaring d.d. 23 december 2022, p. 1-3.

Voetnoot 3

Vgl. o.m. HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509, JGz 2020/79 m.nt. W.J.A.M. Dijkers, rov. 3.1.3-3.14 met verwijzing in voetnoot 3 naar EHRM 5 oktober 2000, nr. 31365/96 (Varbanov/Bulgarije), punt 47, en EHRM 3 maart 2015, nr. 73560/12 (Constancia/Nederland), punt 26; zie ook HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2015, rov. 3.2.

Voetnoot 4

Vgl. HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509, JGz 2020/79 m.nt. W.J.A.M. Dijkers, rov. 3.1.4.

Voetnoot 5

Vgl. de conclusie, ECLI:NL:PHR:2021:399 onder 2.10, van plv. P-G Langemeijer voor HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1149. Er wordt verwezen naar art. 5:10 in verbinding met 5:4, lid 1 onder c, Wvggz over de verstrekking door de geneesheer-directeur van zulke gegevens aan de psychiater.

Voetnoot 6

Vgl. de conclusie, ECLI:NL:PHR:2020:705 onder 2.23, van plv. P-G Langemeijer voor HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509.

Voetnoot 7

Zie de medische verklaring d.d. 23 december 2022, sub 4a.

Voetnoot 8

Zie ook proces-verbaal 1 november 2023.

Voetnoot 9

Zie de medische verklaring d.d. 23 december 2022, rubriek 4b onder ‘Hetero anamnese ambulant psychiater, rubriek 6c; zorgplan/behandelplan d.d. 23 november 2022, rubriek 3a, 5a.

Voetnoot 10

Zorgplan/behandelplan d.d. 23 november 2022, sub 3a: betrokkene is eerder (deels vrijwillig) in zorg geweest voor stoornis in gebruik van crystal meth, waaronder opnames, en vanaf 2021 meerdere malen in beeld bij de crisisdienst vanwege crystal meth gebruik met psychotische symptomen.

Voetnoot 11

Wel zal de rechter moeten ingaan op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de door de rechter benoemde deskundige, indien deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze. Zie o.m. HR 3 mei 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ1468, rov. 3.6; HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921, NJ 2011/599, rov. 3.4.5; HR 5 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8478, NJ 2004/74, rov. 3.6. Zie ook W. Dijkers, ‘Een witte jas onder de toga. De toetsende rol van de rechter in de dwangpsychiatrie.’, NJB 2018/1139 over de verhouding tussen de rechter en de medische deskundigen.

Voetnoot 12

Vgl. o.a. HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1433, rov. 3.2.1-3.2.2; HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:559, rov. 3.2.3 – 3.2.4.

Voetnoot 13

Zie ook rubriek 5a van het zorgplan.