Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken strafrecht overig

ECLI:NL:HR:2023:791

Op 26 May 2023 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 22/01568, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2023:791.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
22/01568
Datum uitspraak:
26 May 2023
Datum publicatie:
25 May 2023
Advocaat:
H.J.W Alt;G.C. Nieuwland

Indicatie

Art. 81 lid 1 RO. Strafrecht. Vordering in kort geding tot invrijheidsstelling in afwachting van beslissing op vordering van officier van justitie om voorwaardelijke invrijheidsstelling achterwege te laten (art. 6:6:8 lid 5 (oud) Sv). Bevoegdheid van de burgerlijke rechter. betekensi van fundamentele rechten (art. 3, 5, 6 en 13 EVRM).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 22/01568

Datum 26 mei 2023

ARREST

In de zaak van

[eiser],

verblijvende te [verblijfplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser],

advocaat: H.J.W. Alt,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID),

zetelende te Den Haag,

VERWEERDER in cassatie,

hierna: de Staat,

advocaat: G.C. Nieuwland.

Procesverloop

1
Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. het vonnis in de zaak C/09/615884/ KG ZA 21-747 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2021;

b. het arrest in de zaak 200.302.894/01 van het gerechtshof Den Haag van 1 maart 2022.

[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaat, en mede door M.E.A. Möhring.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

Overwegingen

2
Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad:

- verwerpt het beroep;

- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide en T. Kooijmans, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 26 mei 2023.