Hoge Raad, cassatie strafrecht overig

ECLI:NL:HR:2024:1407

Op 15 October 2024 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 23/03655, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:1407.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
23/03655
Datum uitspraak:
15 October 2024
Datum publicatie:
9 October 2024

Indicatie

Meervoudige doodslag in verkeer door als bestuurder van auto ’s nachts met snelheid van 81 tot 97 km/u op weg waar maximumsnelheid van 30 km/u geldt door rood verkeerslicht te rijden en van rechts aankomende snorfiets geen voorrang te verlenen als gevolg waarvan ernstige aanrijding plaatsvindt, waarbij 2 vrouwen op snorfiets komen te overlijden, art. 287 Sr. Bewijsklacht opzet. Kon hof oordelen dat verdachte aanmerkelijke kans op dodelijk verkeersongeval bewust heeft aanvaard? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2003:AE9049 en HR:2018:718 m.b.t. voorwaardelijk opzet op gevolg. Bewijsvoering houdt over gedragingen van verdachte t.t.v. bewezenverklaard feit in dat hij op kruising met fietspad door verkeerslicht dat op dat moment al geruime tijd rood licht uitstraalde heeft gereden met snelheid tussen 81 en 97 km/u terwijl maximumsnelheid 30 km/u was, en dat hij niet heeft geremd. Hof heeft verder overwogen dat zicht op fietspad door duisternis slecht was en dat (extra) rekening moest worden gehouden met verkeersdeelnemers op dat fietspad omdat het avond van Bevrijdingsdag was. Over bewuste aanvaarding door verdachte van aanmerkelijke kans dat door zijn rijgedrag andere weggebruikers zouden komen te overlijden, heeft hof overwogen dat uit rijgedrag van verdachte beeld naar voren komt dat hij zich kennelijk niets heeft aangetrokken van verkeersregels en dat voor hem belang van overige (zwakkere) verkeersdeelnemers kennelijk volkomen ondergeschikt is geweest aan zijn eigen belang om met aanzienlijke snelheid te kunnen blijven doorrijden. Daarbij heeft hof opgemerkt dat contra-indicaties ontbreken en dat het uit verklaringen van verdachte slechts beperkt beeld heeft gekregen van wat in hem is omgegaan t.t.v. de hem verweten gedraging. Oordeel van hof “dat gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht waren op het veroorzaken van potentieel dodelijk ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard”, is niet toereikend gemotiveerd. Dat hof heeft vastgesteld dat verdachte in minuten voorafgaand aan verkeersongeval “over langer traject meerdere verkeersovertredingen (waaronder forse snelheidsovertredingen) heeft begaan”, volstaat niet voor aannemen van bewuste aanvaarding van hiervoor aangeduide kans, nu hof in dat verband geen nadere vaststellingen heeft gedaan over bijvoorbeeld andere verkeersdeelnemers met wie verdachte op dat late uur al voorafgaand aan ongeval werd geconfronteerd. In dat verband neemt HR verder in aanmerking dat door en namens verdachte is aangevoerd dat hij tijdens rijden dacht dat snelheidsbeperking ter plaatse op dat moment niet gold, dat hij niet goed heeft opgelet en dat hij geen andere verkeersdeelnemers heeft gezien. Dit alles brengt mee dat oordeel van hof dat verdachte beide slachtoffers ‘opzettelijk’ van leven heeft beroofd en dus schuldig is aan meervoudige doodslag, niet toereikend is gemotiveerd.

Volgt vernietiging en terugwijzing.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 23/03655

Datum 15 oktober 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 september 2023, nummer 22-003169-22, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,

hierna: de verdachte.

Procesverloop

1
Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.L. L’Homme en O.F. Qane, beiden advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Overwegingen

2
Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1

Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het tenlastegelegde voor zover het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Het komt onder meer op tegen het oordeel van het hof dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijk verkeersongeval bewust heeft aanvaard.

2.2.1

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

“hij op 6 mei 2022 te Alblasserdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, door een voor hem, verdachte, geldend rood licht te rijden en vervolgens tegen die op een snorfiets rijdende en de weg, waarop verdachte reed, overstekende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan te rijden.”

2.2.2

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2022 (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

Op vrijdag 6 mei 2022, omstreeks 01:28 uur, kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar de Edisonweg te Alblasserdam, aldaar zou een aanrijding hebben plaatsgevonden tussen een auto en een scooter.

Wij zagen dat er twee slachtoffers op de Edisonweg in Alblasserdam op de grond lagen. Wij zagen dat het eerste slachtoffer enkele meters vanaf het Molenpad lag. Dit slachtoffer bleek later genaamd: [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats]. Verderop lag er nog een slachtoffer, zij bleek later genaamd: [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats]. Wij zagen dat enkele meters voorbij het tweede slachtoffer een zwaar beschadigde scooter lag.

Wij zagen dat ruim 500 meter verderop de Edisonweg een voertuig met schade stilstond. Wij hoorden van de collega's dat de bestuurder van deze personenauto naar het ongeval is toegelopen om zich als bestuurder kenbaar te maken. De bestuurder van het voertuig bleek genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats].

Wij zagen dat het ging om een auto van het merk Mitsubishi, kleur grijs en voorzien van het Nederlandse [kenteken]. De personenauto is met de voorzijde tegen de linkerzijde van de snorfiets aangereden.

2. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 1 september 2023, inhoudende:

Ik heb op 6 mei 2022 in Alblasserdam een ongeval veroorzaakt. Ik ben door het rode verkeerslicht gereden en ik heb geen rekening gehouden met mijn snelheid.

U vraagt mij of ik de in het dossier bevindende onderzoeksresultaten betwist. Nee, ik betwist de onderzoeksresultaten niet.

Ik ben met de locatie van het ongeval bekend, ik reed er dagelijks en ik wist van de wegwerkzaamheden en de aldaar geldende snelheidsbeperking. De borden en de geleidebakens stonden die nacht aan de kant van de weg. Ik heb het stoplicht gezien en ik weet dat op de locatie van het ongeval een oversteekplaats is waar fietsers vandaan kunnen komen. Het klopt dit fietspad een donker gat is en dat dat stuk weg nauwelijks verlicht is.

3. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 17 oktober 2022, inhoudende:

In de nacht van 5 op 6 mei 2022 reed ik in mijn voertuig met [kenteken] op de Edisonweg in Alblasserdam. Ik naderde het kruispunt en er was plotseling een klap.

Ik weet dat daar een fietsers- en brommersoversteekplaats is. Het klopt dat het fietspad een donker gat is. Het is precies een stuk weg waar net geen verlichting op staat.

Het stoplicht kon ik vanaf een afstand goed zien. Ik kwam op een tempo aan bij de kruising. Ik had niet de neiging om af te remmen.

4. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 7 mei 2022 (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

Ik ben met de locatie van het ongeval bekend. Ik rij er dagelijks langs. Er waren eerst werkzaamheden aan de rechterkant van die splitsing, de rechterzijde van de weg. Er stonden nog borden met 30, dit is de snelheid. Er stonden ook pionnen aan de kant.

Het verkeerslicht op de kruising van het ongeval zag ik al van veraf.

5. Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse met bijlagen (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

Op verzoek stelden wij op 6 mei 2022 een onderzoek in naar de toedracht van de navolgende aanrijding. De aanrijding vond die dag, omstreeks 01:27 uur, plaats op het kruispunt van de voor het openbaar verkeer overstekende wegen, de Edisonweg met het Molenpad en de Grote Beer te Alblasserdam. Bij de aanrijding waren een personenauto en een snorfiets betrokken.

De personenauto zou op de oostelijke rijbaan van de Edisonweg hebben gereden, komende uit de richting van de Burgemeester Keijzerweg en gaande in de richting van de rijksweg A-15. De snorfiets zou op het Molenpad hebben gereden en de rijbaan van de Edisonweg, in de richting van de Grote Beer zijn overgestoken.

Wegwerkzaamheden

Ter plaatse waren er op de Edisonweg wegwerkzaamheden. Deze wegwerkzaamheden vonden plaats in de direct naast de oostelijke rijbaan gelegen berm. Derhalve waren direct naast de oostelijke rijbaan van de Edisonweg met de Van Wenaeweg (ongeveer 260 meter voor de plaats van de aanrijding) geleidebakens geplaatst.

(...)

Tevens waren ter hoogte van dit kruispunt aan weerzijden van de oostelijke rijbaan van de Edisonweg borden A1 (maximumsnelheid) met de cijfers 30 geplaatst. De toegestane maximumsnelheid bedroeg derhalve 30 km/u.

Aangetroffen sporen op het wegdek

Op oostelijke rijbaan van de Edisonweg troffen wij aan: - Spoor 5. Een bandspoor. Na vergelijking met het profiel van de banden van de betrokken personenauto met de profielkenmerken van dit bandspoor, bleek ons dat dit spoor niet aan de betrokken personenauto gerelateerd kon worden.

Onderzoek roodlicht negatie

Personenauto Voorgaande zou inhouden dat de personenauto de stopstreep passeerde, terwijl het verkeerslicht voor die richting 174 seconden rood licht uitstraalde.

SnorfietsVoorgaande houdt in dat de snorfiets de stopstreep passeerde, terwijl het verkeerslicht voor die richting 2,1 seconden groen licht uitstraalde.

Conclusie

- De personenauto heeft gereden op de oostelijke rijbaan van de Edisonweg, komende uit de richting van de Burgemeester Keijzerweg en gaande in de richting van de rijksweg A15. - De snorfiets stak vanaf het Molenpad, met gebruikmaking van de voor haar bestemde fiets/bromfietsoversteekplaats de oostelijke Edisonweg in de richting van de Grote Beer over. - De personenauto op dit kruispunt was met de voorzijde tegen de linkerzijde van de snorfiets gebotst.- De bestuurder van de personenauto passeerde bij het oprijden van het kruispunt de stopstreep, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht minimaal 174 seconden rood licht uitstraalde.- De bestuurder van de snorfiets passeerde bij het oprijden van het kruispunt de stopstreep, terwijl het voor haar geldende verkeerslicht minimaal 2,1 seconden groen licht uitstraalde.

6. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 29 augustus 2022 (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

V: In de periode van het ongeval waren er werkzaamheden op de Edisonweg. Wat was uw rol hier? A: Ik was de projectleider op de werkzaamheden, al de werkzaamheden zijn onder mijn leiding uitgevoerd. V: Kunt u vertellen wat het doel van de werkzaamheden waren? A: Het aanleggen van een bus strook, een extra strook naast de Edisonweg en het aanleggen van een bushalte. Om dit veilig te kunnen doen hebben we gebruik gemaakt van verkeersmaatregelen. V: Wat kunt u over de verkeersmaatregelen vertellen? A: Gedurende het gehele project was er een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. (..) We maakten gebruik van zogenaamde schilden, officieel heten dit “Weg-bakens”, dit zijn zware voeten met daarop een verticaal bord met daarop rood/witte strepen welke schuin zijn aangebracht. Deze schilden stonden op dagen dat we aan het werk waren, tussen 09:00 uur en 15:00 uur op rijstrook 2, dit om een veilige werkruimte te creëren. Buiten deze tijden stonden deze schilden naast het asfalt, op de fundering van de nieuwe, aan te leggen, bus strook.

De maximumsnelheid van 30 kilometer per uur gold gedurende het gehele project omdat er een onveilige situatie was door het hoogteverschil van de rijbaan met de nieuwe fundering.

V: Kon het zijn dat de borden gedraaid stonden? A: Absoluut niet, in ieder geval niet door ons omgedraaid.Gedurende het project is er zelfs een extra bord met 30 kilometer per uur geplaatst omdat er te hard werd gereden.V: Over welk tijdsbestek waren deze maatregelen van kracht? A: Ik meen vanaf 25 april 2022 tot ergens in juni, toen we onze werkzaamheden hebben afgerond.

7. Het proces-verbaal van bevindingen verkeersongevallenanalyse d.d. 14 juli 2022 (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

De auto is om 01:23:25 uur vertrokken vanaf de parkeerplaats, gelegen bij de Lange Tiendweg en is vervolgens de Burgemeester Keijzerweg opgereden. Daarbij zijn achtereenvolgens de kruising met de Jan Steenlaan/Molenlaan (tussen 01:25:00.7 en 01:25:07.0 uur); de kruising met Noordhoek (tussen 01:25:14.1 en 01:25:15.9 uur) en het Total tankstation (om 01:25:47 uur) gepasseerd, waarna de kruising van de Edisonweg met de Grote Beer/Molenpad (tussen 01:25:58.8 en 01:26:01.6 uur) werd gepasseerd.

De maximum snelheid over het gereden traject is 50 km/u binnen de bebouwde kom. Direct na de bebouwde kom, ter hoogte van het Total tankstation, is de maximum snelheid 30 km/u, aangeduid middels bord A1 van de Bijlage 1 van het RVV 1990. Deze snelheidsverlaging is daar geplaatst in verband met werkzaamheden. De werkzaamheden zijn aangeduid middels borden en lopen door tot het kruispunt Edisonweg/Grote Beer/Molenpad.

De bestuurder van de Mitsubishi heeft over het gehele traject vanaf de verkeerslichten van het kruispunt Burgemeester Keijzerweg/Jan Steenlaan tot en met de verkeerslichten van het kruispunt van de Edisonlaan/Grote Beer/Molenpad een gemiddelde snelheid gereden van 88 km/u.

Ter hoogte van de kruispuntcombinatie van de Burgemeester Keijzerweg met de Jan Steenlaan en de Molenlaan heeft de gemiddelde indicatieve snelheid van de Mitsubishi, over de afstand tussen de twee verst gelegen detectielussen, gelegen tussen 92 en 95 km/u.

Ter hoogte van het kruispunt van de Burgemeester Keijzerweg met de Noordhoek heeft de gemiddelde indicatieve snelheid van de Mitsubishi, over de afstand tussen de twee verst gelegen detectielussen, gelegen tussen 111 en 126 km/u.

Op basis van de validatieproeven is vastgesteld dat op het kruispunt van de Edisonweg met de Grote Beer en het Molenpad, zijnde het kruispunt waar de aanrijding tussen de Mitsubishi en de bromfiets heeft plaats gevonden, met 99 procent zekerheid is vastgesteld dat de snelheid van de Mitsubishi heeft gelegen tussen 81 en 97 km/u.

8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2022. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

Op 6 mei 2022 werd het toestel, de mobiele telefoon van de verdachte, aangeboden voor onderzoek. Het onderzoek heeft vastgesteld dat 6 seconden voor het tijdstip van het ongeval het toestel heeft berekend dat de snelheid waarmee gereden werd 93,6 km/u was.

9. Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 6 mei 2022 (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

Overledene Achternaam: [slachtoffer 1]Voornaam: [slachtoffer 1]Geboren: [geboortedatum] 2003Geboorteplaats: [geboorteplaats]Datum/tijd vinden: 6 mei 2022 om 01:28 uurLocatie overlijden: Edisonweg Alblasserdam

Naar aanleiding van een ernstig verkeersongeval is betrokkene ter plaatse overleden.

Op vrijdag 6 mei 2022 om 03:00 uur werd de lijkschouw verricht door Drs. Menke, gemeentelijke lijkschouwer werkzaam te Rotterdam.

Er bestaat een causaal verband tussen het overlijden en het aangetroffen letsel ten gevolge van het ongeval.

10. Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 8 mei 2022 (...). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

Overledene Achternaam: [slachtoffer 2]Voornaam: [slachtoffer 2] Geboren: [geboortedatum] 2004 Geboorteplaats: . [geboorteplaats]Datum/tijd overlijden: 6 mei 2022 om 17:18 uur Locatie overlijden: Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam

Korte samenvatting van het gebeurdeOverledene zat op een snorfiets en werd door een bestuurder van een personenauto in de flank aangereden en raakte daardoor ernstig gewond.

Op vrijdag 6 mei 2022 om 15:30 werd de lijkschouw verricht door de FARR-arts Van den Boogaard, gemeentelijke lijkschouwer werkzaam te Rotterdam.

VerwondingenErnstig hersenletsel, niet met leven verenigbaar.”

2.2.3

Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:

“Bewijsoverweging

Feiten en omstandigheden

Het hof acht de volgende feiten en omstandigheden van belang.

Op 6 mei 2022 om 01:26:01 uur heeft op de kruising van de Edisonweg met het Molenpad en de Grote Beer te Alblasserdam een aanrijding tussen een auto en een snorfiets plaatsgevonden, waardoor twee slachtoffers – [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], respectievelijk 19 en 18 jaar oud – om het leven zijn gekomen.

De verdachte heeft daarbij als bestuurder van de personenauto op de oostelijke rijbaan van de Edisonweg gereden, komende uit de richting van de Burgemeester Keijzerweg en gaande in de richting van de rijksweg A15. De snorfiets, met daarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], is de Edisonweg overgestoken via de oversteekplaats vanaf het Molenpad in de richting van de Grote Beer. De personenauto van de verdachte is op het kruispunt met de voorzijde tegen de linkerzijde van de snorfiets gebotst, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten val kwamen. Het verkeerslicht voor de rijrichting van de verdachte stond op het moment dat zijn auto de stopstreep passeerde al 174 seconden op rood. Het verkeerslicht voor de rijrichting van de snorfiets gaf op het moment dat de slachtoffers de stopstreep van het fietspad passeerden 2,1 seconden groen licht. Op basis van de validatieproeven is met 99% zekerheid vastgesteld dat verdachte op het kruispunt van de aanrijding heeft gereden met een snelheid tussen de 81 en 97 kilometer per uur. Er zijn ter plaatse van de aanrijding geen remsporen van de auto van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft ook verklaard dat hij op geen enkele manier heeft geremd.

[slachtoffer 1] is als gevolg van deze botsing ter plaatse overleden. [slachtoffer 2] overleed korte tijd later in het ziekenhuis.

Uit het dossier blijkt verder dat er in de periode van het ongeval, sinds 25 april 2022, wegwerkzaamheden plaatsvonden aan de Edisonweg tussen de Van Wenaeweg en het Molenpad in verband met een nieuw aan te leggen busbaan. Vanwege de veiligheidsrisico’s die de wegwerkzaamheden met zich mee brachten, gold op dat traject een maximumsnelheid van 30 km/u. Deze snelheidsbeperking gold ook gedurende de nacht, vanwege de risico’s voor de verkeersveiligheid door een hoogteverschil tussen de beide rijbanen en de nieuw aan te leggen busbaan. Door middel van verkeersborden werd gewaarschuwd voor de wegwerkzaamheden. In het dossier bevindt zich een foto van de Edisonweg die kort na het ongeval door de politie is gemaakt. Op deze foto is te zien dat er twee borden, waarop een snelheidsbeperking van 30 km/u is aangegeven, zijn geplaatst aan weerszijden van de Edisonweg op ongeveer 260 meter voor de plaats van de aanrijding. Daarbij zijn tevens langs de aan te leggen busbaan geleidebakens geplaatst.

De verdachte heeft verklaard dat hij met de locatie van het ongeval bekend was, dat hij daar dagelijks reed en dat hij wist van de wegwerkzaamheden en de aldaar geldende snelheidsbeperking. Tevens heeft hij verklaard dat hij de borden met daarop de aangegeven maximumsnelheid van 30 km/u heeft gezien, alsook de pionnen die aan de kant van de weg stonden. De verdachte heeft echter verklaard dat hij in de veronderstelling was dat de snelheidsbeperking in de nacht niet gold. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het stoplicht vanaf een afstand goed kon zien en dat hij wist dat daar ter plaatse een fietspad was. De verdachte heeft verder verklaard dat hij bekend was met de omstandigheid dat het fietspad, waar de snorfiets met daarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reed, een donker gat is en dat het precies een stuk weg is dat nauwelijks is verlicht.

Daar komt bij dat de nacht waarin het ongeval plaatsvond, de nacht van 5 op 6 mei betrof, zijnde de nacht na Bevrijdingsdag. Er konden om die reden mensen op straat worden verwacht die vanaf een festival of feest op weg naar huis waren. Desondanks heeft de verdachte de op dat moment maximum toegestane snelheid van 30 km/u in grove mate overschreden, waarbij hij ter hoogte van het fietspad met gelijkblijvende hoge snelheid door rood is gereden. Uit telefoongegevens van de verdachte blijkt dat de verdachte 6 seconden voor de aanrijding met een snelheid van 93,6 km/u reed. Aldus zat de verdachte binnen de vastgestelde snelheidsgrenzen van 81 en 97 km/u eerder aan de hoge dan aan de lage kant van die range.

Tot slot acht het hof de snelheid van de verdachte voorafgaand aan de aanrijding van belang. Uit onderzoek volgt namelijk dat de verdachte ook op het traject voorafgaand aan de aanrijding – vanaf zijn vertrek van de parkeerplaats van een hotel aan de Lange Tiendweg te Papendrecht om 01:23:25 uur tot aan het kruispunt voor de aanrijding – harder reed dan was toegestaan, namelijk met een gemiddelde snelheid van 88 km/u, terwijl daar ter plaatse 50 km/u was toegestaan. Op dit traject passeerde de auto van de verdachte meerdere kruispunten. Op het kruispunt van de Burgemeester Keijzerweg met de Noordhoek te Papendrecht reed de verdachte om 1:25:15 uur – zeer kort voor de aanrijding – een indicatieve snelheid tussen 111 en 126 km/u waar een maximumsnelheid van 50 km/u gold.

Primair tenlastegelegde: doodslag

Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten doodslag. Daartoe is vereist dat er bij de verdachte sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van beide slachtoffers. De verdediging heeft dit betwist.

Met de rechtbank, het openbaar ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat noch uit de verklaringen van de verdachte, noch anderszins is gebleken dat de verdachte het oogmerk (het volle opzet) had om iemand om het leven te brengen.

Opzet op de dood kan echter ook worden aangenomen als er sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een persoon komt te overlijden. (...)

Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin, heeft het hof het navolgende in aanmerking genomen.

Aanmerkelijke kans

Door: - met een auto door rood licht een kruising met een fietspad, een oversteekplaats voor zwakkere verkeersdeelnemers, op te rijden; - met een gelijkblijvende of in elk geval niet verminderde snelheid, die aanzienlijk hoger was dan de op dat moment geldende maximumsnelheid van 30 km/u en zelfs hoger dan de maximumsnelheid die normaal gesproken ter plaatse geldend was; - de van rechts komende snorfiets daarbij geen voorrang te geven; - terwijl het verkeerslicht voor de verdachte op dat moment reeds 174 seconden rood licht uitstraalde;- terwijl het donker was en het zicht op het fietspad daardoor slecht was en- het de avond van Bevrijdingsdag was, zodat ondanks het wat latere tijdstip (extra) rekening moest worden gehouden met verkeersdeelnemers op het fietspad, was naar het oordeel van het hof naar algemene ervaringsregels sprake van een aanmerkelijke kans dat er een verkeersongeval met een dodelijke afloop zou plaatsvinden.

Bewustheid

Het hof is van oordeel dat de verdachte zich ook bewust moet zijn geweest van deze aanmerkelijke kans. De verdachte was immers goed bekend met de situatie ter plaatse, omdat hij er dagelijks reed. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij het stoplicht vanaf een afstand goed heeft kunnen zien, zodat hij moet hebben geweten dat hij door het rode licht reed dat al bijna drie minuten op rood stond en dat daar stond omdat daar een fietspad was gelegen.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de hiervoor beschreven aanmerkelijke kans dat andere weggebruikers zouden kunnen komen te overlijden door zijn rijgedrag.

Bewuste aanvaarding

Aan het hof ligt vervolgens voor de beantwoording van de vraag of door de verdachte deze kans ten tijde van de gedraging bewust is aanvaard (op de koop toe is genomen).

Het hof heeft uit de verklaringen van de verdachte slechts een beperkt beeld kunnen krijgen van hetgeen in de verdachte is omgegaan ten tijde van de hem verweten gedraging. Het hof zal zich ter beantwoording van de vraag of er bij de verdachte sprake is geweest van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop, dan ook baseren op de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden.

Naast het hierboven, onder het kopje “aanmerkelijke kans” beschreven rijgedrag van de verdachte ten tijde van de aanrijding, weegt het hof ook het rijgedrag van de verdachte kort voorafgaand aan de aanrijding mee. Zoals reeds hierboven is weergegeven, heeft de verdachte vanaf het moment dat hij de parkeerplaats van het hotel aan de Lange Tiendweg te Papendracht afreed tot aan het kruispunt voor het kruispunt van de aanrijding, ook al veel harder – gemiddeld 88 km/u – gereden dan was toegestaan, met uitschieters naar snelheden tussen de 111 en 126 km/u waar 50 km/u was toegestaan. De verdachte heeft aldus gedurende ruim twee minuten met zeer hoge snelheden over meerdere kruispunten gereden totdat hij met meer dan 50 kilometer per uur te hard op een kruispunt door het rode verkeerslicht reed en daarbij de snorfiets met daarop de twee slachtoffers schepte.

Wanneer het rijgedrag van de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van de aanrijding in samenhang wordt bekeken, komt een beeld naar voren van iemand die over een langer traject meerdere verkeersovertredingen – waaronder forse snelheidsovertredingen – heeft begaan; die zich kennelijk niets heeft aangetrokken van de ter plaatse ten behoeve van de verkeersveiligheid geldende verkeersregels en voor wie het belang van de overige (zwakkere) verkeersdeelnemers kennelijk volkomen ondergeschikt is geweest aan zijn eigen belang om met een aanzienlijke snelheid te kunnen blijven doorrijden.

Het hof is dan ook van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht waren op het veroorzaken van een potentieel dodelijk ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).

Contra-indicaties die tot de conclusie zouden moeten leiden dat de verdachte die aanmerkelijke kans niet bewust zou hebben aanvaard, ontbreken.

Gevoerde verweren

Porsche-arrest

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het naar algemene ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een aanrijding met dodelijke afloop op de koop toe heeft genomen, omdat hij door zijn rijgedrag ook zichzelf heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het leven zou kunnen verliezen. Dit heeft volgens de verdediging te gelden als contra-indicatie die tot de conclusie zou moeten leiden dat de verdachte de aanmerkelijke kans niet bewust zou hebben aanvaard. De verdediging beroept zich daarbij op het zogenoemde Porsche-arrest (HR 15 oktober 1996, NJ 1997/199).

Het hof verwerpt dit verweer en overweegt dienaangaande als volgt.

Het hof concludeert dat het zogenoemde Porsche-arrest betrekking heeft op gelijkwaardige verkeersdeelnemers. In dit verband merkt het hof op dat een snorfiets als zwakkere verkeersdeelnemer heeft te gelden ten opzichte van een personenauto. De vergelijking met het Porsche-arrest gaat in dit geval dan ook niet op, nu dat arrest naar het oordeel van het hof betrekking heeft op een andere (verkeers)situatie.

Het verweer wordt derhalve verworpen.

Schutznorm

De verdediging heeft aangevoerd dat de snelheidsovertreding uit simpele onachtzaamheid is begaan, maar niet met het opzet om verkeersregels in ernstige mate te schenden. Daarbij wordt onder meer een beroep gedaan op de zogeheten Schutznorm.

Het hof overweegt het volgende.

Op de Edisonweg gold – zoals uit de hiervoor vastgestelde feiten blijkt – normaal gesproken een maximum snelheid van 80 km/u. In verband met de aanleg van een busbaan naast de Edisonweg is de maximum snelheid teruggebracht naar 30 km/u. Deze beperking gold dag en nacht en is met borden aangegeven. Deze beperking is ingevoerd met het oog op de veiligheid van de wegwerkers overdag. Ook werd de weg met geleidebakens overdag versmald tot één rijbaan. Aan het eind van iedere werkdag werden de geleidebakens verschoven tot aan de busbaan in aanleg zodat ’s avonds en ’s nachts weer twee rijbanen voor auto’s beschikbaar waren. De snelheidsbeperking bleef ook ’s avonds en ’s nachts gelden ten behoeve van de langsrijdende automobilisten, aangezien de busbaan op een verdiepte fundering werd aangelegd en het hoogteverschil tot gevaar voor automobilisten kon leiden. De verdediging heeft aangevoerd dat de tijdelijke snelheidsbeperking (30 km/u in plaats van 80 km/u) is ingevoerd ter bescherming van de wegwerkers die overdag werkten aan de fundering voor een nieuwe busbaan en ter bescherming van automobilisten die ’s nachts langs deze dieperliggende fundering reden. De snelheidsbeperking is daarmee volgens de verdediging niet ingevoerd om scooterrijders die ter hoogte van het einde van de werkzaamheden door groen licht de Edisonweg oversteken tegen aanrijding te beschermen. Zonder de wegwerkzaamheden, die geheel losgezien moeten worden van het belang van het kruisende verkeer, zou het naderen van het kruispunt met een snelheid van 80 km/uur door de wegbeheerder in het geheel niet als een probleem worden gezien, aldus de verdediging.

De verdediging bestrijdt aldus dat de snelheidsbeperking tot 30 km/u gerespecteerd had moeten worden om te verhinderen dat juist deze gevolgen zouden intreden.Het hof verwerpt dit verweer.

De beide opzittenden van de scooter mochten erop vertrouwen dat de verdachte zich aan de voor hem geldende verkeersregels hield, waaronder ook de op dat moment ter plaatse geldende snelheidsbeperking, zodat zij veilig konden optrekken toen het verkeerslicht op het fietspad groen werd, zelfs als een kruisende auto een fout zou maken. Als de verdachte maximaal 30 km/u had gereden terwijl hij het rode verkeerslicht negeerde, is het niet onaannemelijk dat een aanrijding – bijvoorbeeld door uitwijken of tijdig remmen van de scooter of de auto – voorkomen had kunnen worden althans dat de gevolgen minder ernstig waren geweest. In die zin heeft ook het overtreden door de verdachte van deze geldende snelheidsbeperkende verkeersregel bijgedragen aan het intreden van de fatale gevolgen voor de slachtoffers, zodat de snelheidsbeperking die ter plaatse op dat moment gold ook het belang van de slachtoffers diende.

Conclusie

Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat bewezen is dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].”

2.2.4

Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 september 2023 heeft de verdachte daar onder meer aangevoerd:

“Ik heb op 6 mei 2022 in Alblasserdam een ongeval veroorzaakt. Ik ben niet voorzichtig genoeg geweest en heb niet goed opgelet. Ik ben door het rode verkeerslicht gereden en ik heb geen rekening gehouden met mijn snelheid. Ik dacht dat ik de aldaar maximum toegestane snelheid reed, maar dat bleek niet zo te zijn. Schijnbaar ben ik harder gaan rijden. Ik heb dat niet in de gaten gehad.

(...)

U vraagt mij of ik gedacht heb: ‘Ik zie wel hoe het afloopt’. Nee, zo zou ik nooit denken.

(...)

Ik heb een grote inschattingsfout gemaakt. Het was midden in de nacht en ik zag geen andere verkeersdeelnemers. U houdt mij voor dat het de nacht van 5 op 6 mei betrof, zijnde de nacht na Bevrijdingsdag en dat om die reden drukte op straat zou kunnen worden verwacht. U vraagt mij of ik daarbij heb stilgestaan. Ik heb daar niet bij stilgestaan.

(...)

U vraagt mij of ik het moment van de aanrijding nog kan herinneren en zo ja, wat ik toen dacht. Ik was in shock. Ik ben enkele meters doorgereden, zodat ik mijn auto aan de kant van de weg kon zetten en direct daarna heb ik de politie gebeld.”

2.2.5

Volgens het proces-verbaal van die terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:

“4. In voorliggende zaak heeft cliënt inzicht gegeven in wat er in hem omging voorafgaand aan de aanrijding. Zijn verklaringen en die van zijn bijrijder bieden geen enkel aanknopingspunt voor de aanname dat cliënt de gevolgen van zijn handelen op de koop toe heeft genomen.

5. Ook de gedragingen van cliënt bieden geen steun voor die aanname. Cliënt was ten tijde van de aanrijding niet onder invloed van drank en/of drugs en evenmin was hij bezig met zijn telefoon. Na de aanrijding heeft cliënt zelf meteen de hulpdiensten gebeld en heeft hij een van de slachtoffers eerste hulp verleend. Dit handelen past niet bij iemand die kort daarvoor de dood van de slachtoffer op de koop toe heeft genomen.”

2.3.1

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.

2.3.2

De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.

2.3.3

Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo’n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid – en onder omstandigheden roekeloos – heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over wat ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behalve als sprake is van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. (Vgl. HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049 en HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718.)

2.4.1

De bewijsvoering houdt over de gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit in dat hij op de kruising met het fietspad door het verkeerslicht dat op dat moment al geruime tijd rood licht uitstraalde heeft gereden met een snelheid tussen 81 en 97 km/u terwijl de maximumsnelheid 30 km/u was, en dat hij niet heeft geremd. Het hof heeft verder overwogen dat het zicht op het fietspad door de duisternis slecht was en dat (extra) rekening moest worden gehouden met verkeersdeelnemers op dat fietspad omdat het de avond van Bevrijdingsdag was.

2.4.2

Over de bewuste aanvaarding door de verdachte van de aanmerkelijke kans dat door zijn rijgedrag andere weggebruikers zouden komen te overlijden, heeft het hof overwogen dat uit het rijgedrag van de verdachte een beeld naar voren komt dat hij zich kennelijk niets heeft aangetrokken van de verkeersregels en dat voor hem het belang van de overige (zwakkere) verkeersdeelnemers kennelijk volkomen ondergeschikt is geweest aan zijn eigen belang om met een aanzienlijke snelheid te kunnen blijven doorrijden. Daarbij heeft het hof opgemerkt dat contra-indicaties ontbreken en dat het uit de verklaringen van de verdachte slechts een beperkt beeld heeft gekregen van wat in hem is omgegaan ten tijde van de hem verweten gedraging.

2.4.3

Het oordeel van het hof “dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht waren op het veroorzaken van een potentieel dodelijk ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard”, is – mede in het licht van wat onder 2.3 is vooropgesteld – niet toereikend gemotiveerd. Dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de minuten voorafgaand aan het verkeersongeval “over een langer traject meerdere verkeersovertredingen – waaronder forse snelheidsovertredingen – heeft begaan”, volstaat niet voor het aannemen van de bewuste aanvaarding van de hiervoor aangeduide kans, nu het hof in dat verband geen nadere vaststellingen heeft gedaan over bijvoorbeeld andere verkeersdeelnemers met wie de verdachte op dat late uur al voorafgaand aan het ongeval werd geconfronteerd. In dat verband neemt de Hoge Raad verder in aanmerking dat door en namens de verdachte is aangevoerd dat hij tijdens het rijden dacht dat de snelheidsbeperking ter plaatse op dat moment niet gold, dat hij niet goed heeft opgelet en dat hij geen andere verkeersdeelnemers heeft gezien.Dit alles brengt mee dat het oordeel van het hof dat de verdachte de beide slachtoffers ‘opzettelijk’ van het leven heeft beroofd en dus schuldig is aan meervoudige doodslag, niet toereikend is gemotiveerd.

2.5

Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering, M. Kuijer, C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2024.