Hoge Raad, cassatie strafrecht overig
ECLI:NL:HR:2024:1634
Op 12 November 2024 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 22/02242, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2024:1634.
Indicatie
Medeplegen lokaalvredebreuk bij pensioenfonds tijdens demonstratie (art. 138.1 Sr). Verweer strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging vanwege onverenigbaarheid van strafvervolging met art. 10 en 11 EVRM. Om redenen vermeld in HR:2024:1623 slaagt klacht.
HR doet zaak zelf af door verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Samenhang met 22/02234, 22/02235, 22/02236, 22/02237, 22/02240, 22/02241 en 22/02243.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/02242
Datum 12 november 2024
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 juni 2022, nummer 20-003038-21, in de strafzaak
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
Procesverloop
1
Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafbaarverklaring van het bewezenverklaarde, de strafbaarverklaring van de verdachte daarvoor en de strafoplegging, tot ontslag van de verdachte van alle rechtsvervolging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
Overwegingen
2
Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de verwerping van het verweer dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege onverenigbaarheid van de strafvervolging met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 22/02236, ECLI:NL:HR:2024:1623. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen door de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
3
Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Gelet op de beslissing die hierna volgt, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de strafbaarverklaring van het bewezenverklaarde, de strafbaarverklaring van de verdachte daarvoor en de strafoplegging;
- ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2024.