Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig omgevingsrecht

ECLI:NL:RBDHA:2023:19570

Op 4 August 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van omgevingsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is AWB SGR 21/5841, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2023:19570. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
AWB SGR 21/5841
Datum uitspraak:
4 August 2023
Datum publicatie:
12 December 2023

Indicatie

Omgevingsvergunning voor plaatsen dakopbouw.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 21/5841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2023 in de zaak tussen [eiser], uit [woonplaats], eiser

gemachtigde: mr. M.B. de Jong,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: mr. P. Yildirim.

Procesverloop

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor plaatsing van een dakopbouw afgewezen.

Bij besluit van 29 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Inleiding

1. Eiser wil op zijn woning aan de [adres] in [plaats] op de derde verdieping een dakopbouw plaatsen en op de tweede verdieping een uitbouw. Het perceel heeft in het bestemmingsplan “Vruchten- en Heesterbuurt” (het bestemmingsplan) de bestemming “Woon-doeleinden”. De aanvraag is op 5 oktober 2020 ingediend.

2. Verweerder heeft de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.

3. Eiser stelt dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw had moeten worden verleend, omdat hij hierop mocht vertrouwen nu namens verweerder de verlening van de omgevingsvergunning was toegezegd.

Overwegingen

Beoordeling door de rechtbank

Tweede verdieping

4. De rechtbank stelt het volgende voorop. Gebleken is dat verweerder geen bezwaren heeft tegen de bouwplannen voor zover deze betrekking hebben op de tweede verdieping. Naar aanleiding van het door eiser overgelegde advies van de Commissie voor Second Opinion van Mooi Noord-Holland van 28 september 2021 heeft de Welstands- en Monumentencommissie de aanvraag opnieuw beoordeeld. De Welstands- en Monumentencommissie concludeert in een e-mail van 6 juli 2020 dat na heroverweging de commissie kan instemmen met de uitbouw op de tweede verdieping, maar nog steeds niet met de dakopbouw. De rechtbank begrijpt dat de omgevingsvergunning uitsluitend geweigerd is omdat de dakopbouw op de derde verdieping een onderdeel is van de gehele aanvraag. Formeel is daarom sprake van een weigering van de gehele aanvraag, inclusief de op zich akkoord bevonden plannen voor de tweede verdieping.

Derde verdieping / Beroep op vertrouwensbeginsel

5. Ter zitting heeft eiser zich beperkt tot het beroep op het vertrouwensbeginsel.

Eiser stelt dat hij, gelet op de brief van 1 december 2020 van verweerder en de e-mail van 16 december 2020 van Projectinspecteur F.J. Brons, erop mocht vertrouwen dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw zou worden verleend.

5.1.

De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak (Voetnoot 1) voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel een eerste vereiste is dat een toezegging is gedaan. Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat van de kant van de overheid sprake is van uitlatingen en/of gedragingen die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend.

5.2.

De rechtbank overweegt dat verweerder in de brief van 1 december 2020 aangeeft dat er opmerkingen zijn ten aanzien van de aanvraag en dat eiser wordt verzocht om binnen veertien dagen een aangepast ontwerp aan te leveren zodat dit opnieuw kan worden beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank behelst deze mededeling geen uitlating en/of gedraging die redelijkerwijs de indruk wekt dat verweerder het standpunt inneemt dat de gevraagde omgevingsvergunning zal worden verleend.

5.3.

De rechtbank overweegt verder dat de heer Brons in de e-mail van 16 december 2020 het volgende aangeeft:

Welstand is akkoord met uw ontwerp. Stedenbouw blijft twijfels hebben over de hoogte van het dak (dit is mijn probleem. Ik vind dat welstand voorrang heeft op stedenbouw op het punt dakopbouw is wel of niet zichtbaar vanaf de openbare straat. Maar dit moet ik nog uitpraten intern.) Constructie geeft aan dat het nu niet akkoord is. Zij hebben contact gehad met uw constructeur zodat probleem wordt opgelost. Bouwfysica heeft een akkoord onder voorwaarde gegeven.

(…)

Mijn doel is om voor de kerst een (positief) besluit op te stellen. (…)

Ziet u nog kans om deze week de tekening van de dakplattegrond aan te passen zodat de voorwaarde die bouwfysica stelt kan vervallen of ga ik de vergunning met voorwaarde verlenen? En dan is het even afwachten hoe het gaat met constructie dat ga ik in de gaten houden.

Als het proces zich gedraagd zo als ik verwacht kan ik dan begin volgende week een besluit opstellen.”

5.4.

De rechtbank ziet in de e-mail een element van twijfel bij de projectinspecteur op grond waarvan niet ondubbelzinnig een toezegging wordt gedaan tot verlening van de omgevingsvergunning. De heer Brons geeft immers aan dat nog overeenstemming met de afdeling Stedenbouw bereikt moet worden, alvorens een positief besluit kan worden afgegeven. Verder verzoekt de heer Brons eiser om de tekening van de dakplattegrond aan te passen zodat de voorwaarde die bouwfysica stelt ten aanzien van de luchtverversing kan vervallen en de heer Brons geeft aan af te moeten wachten ‘hoe het met de constructie gaat’. Tot slot geeft de heer Brons aan een besluit te kunnen opstellen ‘als het proces zich gedraagt zoals hij verwacht’. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met name het overleg met de afdeling Stedenbouw ertoe kan leiden dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend.

5.5.

De rechtbank overweegt daarbij dat het feit dat eiser tegen betaling een nieuwe tekening heeft laten maken en verweerder de leges voor de bouwkosten heeft verhoogd aan het voorgaande oordeel niet af doet. Aan een belangenafweging komt de rechtbank in dit licht niet toe omdat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoot

Voetnoot 1

ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.