Inleiding
1. Met het besluit van 13 september 2023 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aanvraag van eiseres om terugbetaling van een schuld afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is de Belastingdienst/Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld (ROT 24/2302). Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (ROT 24/2405).
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Belastingdienst/Toeslagen.
Overwegingen
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Zij heeft van de Belastingdienst/Toeslagen in april 2022 een compensatiebedrag ontvangen. Hiermee heeft zij in mei 2022 een schuld afgelost van € 10.706,- aan Data Entry Services Suriname in verband met de kosten van haar broers uitvaart.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. De Belastingdienst/Toeslagen heeft beoordeeld of eiseres in aanmerking komt voor terugbetaling van die schuld van € 10.706,-. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen komt deze schuld hiervoor niet in aanmerking. Eiseres is het hier niet mee eens en zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij het bedrag of een lager bedrag uitgekeerd krijgt.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
6. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
7. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wanneer wordt een geldschuld overgenomen?
8. De Belastingdienst/Toeslagen neemt onder bepaalde voorwaarden geldschulden over van gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire. Schulden die door een gedupeerde al zijn betaald, vallen in principe niet onder de deze schuldenregeling. Hier wordt een uitzondering op gemaakt als de gedupeerde een compensatiebedrag heeft ontvangen en daarna een geldschuld heeft betaald die anders door de Belastingdienst/Toeslagen zou zijn betaald. Die schuld moet dan wel zijn ontstaan na 31 december 2005 en opeisbaar zijn voor 1 juni 2021.
Datum en opeisbaarheid schuld
9. De factuur van Data Entry Services Suriname dateert van 26 april 2021 en eiseres moest deze schuld voor 1 juni 2021 betalen. Eiseres heeft deze schuld betaald met het compensatiebedrag dat zij van de Belastingdienst/Toeslagen heeft ontvangen. De eerste hobbel om voor terugbetaling van de schuld in aanmerking te komen, is hiermee genomen.
10. De geldschuld wordt overgenomen als deze is ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser. Dit wordt een ‘formele schuld’ genoemd.
11. Partijen zijn het erover eens dat Data Entry Services Suriname een callcenter is. Het regelen van een uitvaart behoort niet tot de normale werkzaamheden van dit bedrijf. De schuld is daarom niet ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling. Er is daarom geen sprake van een formele schuld.
12. De geldschuld wordt ook overgenomen als deze is vastgelegd in een notariële akte of als het bestaan van de schuld blijkt uit een rechterlijke uitspraak. Dit wordt een ‘informele schuld’ genoemd. Daarvan is ook geen sprake.
13. De eis van de notariële akte is bewust in de wetgeving (Voetnoot 1) opgenomen. Alleen in bijzondere, door de wetgever niet voorziene omstandigheden kan daarvan worden afgeweken. Eiseres heeft in dit verband een beroep gedaan op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:494). In die zaak was er ook geen sprake van een notariële akte, maar had de gedupeerde het bestaan van de schulden voldoende onderbouwd, waardoor het vereiste van een notariële akte niet aan haar mocht worden tegengeworpen. Eiseres stelt dat zij het bestaan van de schuld ook voldoende heeft onderbouwd met de factuur, de bankafschriften waaruit blijkt dat zij de factuur heeft betaald en het uittreksel van de Kamer van Koophandel van Data Entry Services Suriname.
14. In de zaak van de rechtbank Amsterdam had de gedupeerde geprobeerd om de leningen zo officieel mogelijk vast te leggen, onder meer door middel van onderhandse aktes onder toeziend oog van een boekhouder. De bewijsstukken die eiseres heeft ingebracht, kunnen niet worden gezien als een dergelijke vastlegging van haar schuld. De zaak van eiseres is dan ook niet vergelijkbaar met de zaak van de rechtbank Amsterdam. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarom kunnen weigeren om de schuld die eiseres bij Data Entry Services Suriname had te voldoen, omdat deze schuld niet in een notariële akte was vastgelegd.
Beslissing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.