Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of het college en de burgemeester redelijkerwijs de omgevingsvergunning respectievelijk de terrasvergunning en de uitbreidingen van exploitatievergunning en de drank- en horecavergunning hebben kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
1.1
Het college heeft op 7 oktober 2020 de omgevingsvergunning verleend voor het
aanleggen van een terrasboot van 85 m² tegenover het horecabedrijf aan de [adres 1] 3 te [plaatsnaam] . Eiser woont aan de [adres 2] 58 te [plaatsnaam] en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2
De burgemeester heeft op 3 december 2020 een terrasvergunning verleend voor het exploiteren van een terras op de terrasboot met een grootte van 85 m2. Daarnaast zijn in verband met de uitbreiding van het terras de drank- en horecavergunning en exploitatievergunning gewijzigd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
Vervolgens heeft een hoorzitting voor de Commissie Bezwaarschriften [plaatsnaam] plaatsgevonden voor de bezwaarschriften tegen beide besluiten. Bij besluiten van 9 maart 2021 heeft het college de bezwaarschriften van eiser overeenkomstig en met overname van het advies van de Commissie Bezwaarschriften ongegrond verklaard.
1.4
Op 24 mei 2022 heeft de burgemeester het besluit van 9 maart 2021 van het college, dat betrekking heeft op de terrasvergunning en de uitbreidingen van de drank- en horecavergunning en de exploitatievergunning, bekrachtigd.
2. Op grond van artikel 8:1 van de Awb staat voor belanghebbenden bij het besluit beroep open bij de bestuursrechter. Krachtens artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1
Op grond van vaste jurisprudentie (Voetnoot 1), is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
2.2
De rechtbank overweegt dat eiser op circa 60 meter afstand van de beoogde aanleglocatie woont. Niet valt uit te sluiten dat er gevolgen van enige betekenis zijn, waardoor eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit van 9 maart 2021 over de
terras-, exploitatie- en drank- en horecavergunning door een onbevoegd bestuursorgaan is genomen. Het bevoegd bestuursorgaan voor het nemen van dit besluit was namelijk de burgemeester, en niet het college.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat met het bekrachtigingsbesluit van 24 mei 2022 het bevoegdheidsgebrek is hersteld. Het gebrek in de bevoegdheid van het genomen bestreden besluit kan naar het oordeel van de rechtbank gepasseerd worden met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat gesteld noch gebleken is dat eiser door het gebrek is benadeeld. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb geen gevolgen verbinden aan het bevoegdheidsgebrek, maar ziet daarin wel aanleiding om de burgemeester in de proceskosten van eiser in beroep te veroordelen.
Omgevingsvergunning terrasboot
4. Eiser voert aan dat het college de omgevingsvergunning onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat uit de beleidsnota ‘Terrassenbeleid [plaatsnaam] 2016’ (hierna: Terrassenbeleid) blijkt dat een belangenafweging moet plaatsvinden.
4.1
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor de activiteit ‘bouwen’. De rechtbank overweegt dat de locatie van het bouwplan is gesitueerd binnen het bestemmingsplan ‘Binnenstad’, waar de locatie de bestemming ‘Water’ met dubbelbestemming ‘Waarde – Beschermd stadsgezicht’ en gebiedsaanduiding ‘Overige zone – zone terrasboten’ heeft. Op grond van artikel 41.8 van het bestemmingsplan mag onder de voorwaarden die beschreven staan in het terrassenbeleid van de gemeente [plaatsnaam] een terrasboot aangelegd worden. Daarnaast vraagt het college alvorens te beslissen schriftelijk advies aan het Walchers Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit. Uit het Terrassenbeleid volgt dat de terrasboot bij een nabij gelegen horecagelegenheid moet horen, maximaal één terrasboot per horecagelegenheid is toegestaan, een terrasboot enkel is toegestaan op aangewezen locaties en de afmetingen van een terrasboot afhangen van de situatie met een maximum van 25 bij 5 meter.
4.2
De rechtbank is, met het college, van oordeel dat uit het bestreden besluit blijkt dat de belangen van omwonenden zijn meegewogen. Op loopafstand zijn namelijk ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig voor zowel bezoekers van de horecagelegenheid als bewoners, de weg is opnieuw ingericht en geluidsoverlast wordt voorkomen doordat muziekinstallaties niet zijn toegestaan op de terrasboot.
5. Eiser stelt dat het bouwplan in strijd is met het Terrassenbeleid, omdat een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. Tussen de horecagelegenheid en de beoogde terrasboot ligt namelijk een drukke straat, twee fietspaden en aan weerszijde een voetgangersgebied. Gasten en personeel van de terrasboot zullen de weg moeten oversteken naar de horecagelegenheid. Het college heeft ten onrechte geen verkeerskundig onderzoek gedaan voorafgaand aan de omgevingsvergunning, ondanks dat het Terrassenbeleid hiertoe noopt, aldus eiser.
5.1
In het bestreden besluit heeft het college gemotiveerd toegelicht dat voor het bepalen van de oversteekbaarheid van de [adres 1] is uitgegaan van de CROW richtlijn publicatie 226 ‘Veilig oversteken’. Volgens deze richtlijn zijn geen specifieke oversteekvoorzieningen noodzakelijk. Daarnaast heeft de gemiddelde wachttijd voor de overstekende voetganger de kwalificatie ‘goed’, aldus de berekening met verkeerskundig rekenprogramma Capacito. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college voldoende naar de verkeerssituatie heeft gekeken alvorens hij de omgevingsvergunning heeft verleend.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning in strijd met de Dienstenrichtlijn is verleend. Het Terrassenbeleid bepaalt namelijk dat maximaal één terrasboot per horecagelegenheid is toegestaan, terwijl het bestemmingsplan in de gebiedsaanduiding ‘Overig – zone terrasboten’ bepaalt dat maximaal één terrasboot is toegestaan. Hiermee wordt een beleidsmatige schaarste gecreëerd, aldus eiser.
6.1
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat. In dat artikel is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens strijd met een regel indien die regel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De rechtbank stelt vast dat het belang van eiser hier voortkomt uit zijn positie als omwonende. Eiser is dus geen dienstverrichter die zich in het plangebied wil vestigen. Eiser valt daarom niet onder de beschermingsomvang van de Dienstenrichtlijn. Het relativiteitsvereiste moet om die reden aan eiser worden tegengeworpen.
Terrasvergunningen terrasboot
7. Eiser stelt dat de burgemeester ten onrechte de terrasvergunningen heeft verleend, omdat de woon- en leefomgeving van de terrasboot op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Eiser betoogt dat er sprake is van parkeeroverlast, wat onvoldoende is meegenomen in de besluitvorming. Daarnaast ontbreekt een akoestisch rapport voor de geluidsoverlast.
7.1
Uit het verweerschrift blijkt dat de burgemeester rekening heeft gehouden met de parkeerdruk in de omgeving. De burgemeester heeft daarbij betoogd dat het parkeerbeleid in de gemeente erop is gericht dat er parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor bewoners en bezoekers, in de vorm van betaald parkeren op straat en parkeren in de parkeergarages en parkeerterreinen. De parkeergarages aan de [adres 3] en [adres 4] liggen op loopafstand van de horecagelegenheid. De rechtbank ziet geen reden om aan de motivering van de burgemeester te twijfelen. Bovendien heeft eiser niet onderbouwd waarom de parkeerdruk op ontoelaatbare wijze de woon- en leefomgeving nadelig beïnvloedt.
7.2
Voor zover eiser aanvoert dat het college ten onrechte niet heeft gekeken naar het Activiteitenbesluit milieubeheer, oordeelt de rechtbank als volgt. Vanuit het Activiteitenbesluit milieubeheer is stemgeluid geen aspect dat meegenomen dient te worden bij het oprichten en gebruiken van een terras waarbij het buitenterrein aan de straat of een andere openbare ruimte is gelegen. De rechtbank is, met het college, van oordeel dat de locatie voor de terrasboot en de terrasboot zelf niet als een binnenruimte wordt beschouwd. Desgevraagd heeft het college op zitting toegelicht dat muziekinstallaties niet zijn toegestaan op de terrasboot en dat een ontheffing voor live muziek slechts een beperkt aantal keer per jaar kan worden afgegeven. Het betoog slaagt dan ook niet.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk.
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
e. de activiteit een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels betreft en uit de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden blijkt dat niet wordt voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, van die wet gestelde norm.
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Bestemmingsplan ‘Binnenstad’
Artikel 35.3.2 “Advies over de omgevingsvergunning”
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen binnen de bestemming Waarde – Beschermd Stadsgezicht is tevens advies van de Monumentencommissie noodzakelijk.
Artikel 41.8 “overig: zone terrasboten”
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “overig : zone terrasboten” geldt dat;
a. onder de voorwaarden die beschreven staan in het terrassenbeleid van de gemeente [plaatsnaam] terrasboten aangelegd mogen worden;
b. per gebiedsaanduiding “overig – zone terrasboten” maximaal 1 terrasboot is toegestaan;
c. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor de aanleg van een terrasboot vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.
Terrassenbeleid [plaatsnaam] 2016
Terrasboot
In de gemeente zijn locaties aangewezen waar terrasboten mogen liggen (zie bijlage). Informeer bij de gemeente of er nog aanvullende regels gelden voor bijvoorbeeld veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, het bestemmingsplan en/of het Waterschap.
De terrasboot moet bij een nabij gelegen horecagelegenheid horen. Voor het verkrijgen
van een vergunning voor een terrasboot zal naar de verkeerssituatie gekeken worden. Gevaarlijke situaties bij b.v. oversteken moeten voorkomen worden.
• Terrasboten zijn enkel toegestaan op aangewezen locaties (zie bijlage 1).
• De terrasboot moet bij een nabij gelegen horecagelegenheid horen
• Maximaal één terrasboot per horecagelegenheid.
• Op de wal naast / bij de terrasboot mogen geen bouwwerken worden opgericht. Dit geeft al snel een rommelig straatbeeld.
• De afmetingen van een terrasboot hangen af van de situatie met een maximum van 25 bij
5 meter.
• Bij onderhoud aan de kade en/of baggerwerken moet de terrasboot tijdelijk en op kosten van de eigenaar worden verplaatst.
• Informeer bij de gemeente of er nog aanvullende regels gelden voor bijvoorbeeld veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, het bestemmingsplan en/of het Waterschap.
Algemene plaatselijke veordening [plaatsnaam] 2015
Artikel 2.17 “Exploitatievergunning”
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien:
a. de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
b. niet wordt voldaan aan de in artikel 2.19 gestelde eisen.
3. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Bij de toepassing van de in dit lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van de openbare inrichting;
c. de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.